voor het kantoor Maastricht. Evenzoo is het met de woorden „district" en „districtslandmeter". Hun beteekenis is voor ons vastgesteld in de in 1929 door K. en L. voorgestelde wijzigingen I.K. Ter vermijding van begripsverwarring willen wij de woorden: „hoofden van dienst" en „districtslandmeters" dus slechts gebruiken in de hierboven aangegeven zin. In 1929 heeft onze vereeniging zich met algemeene stemmen uitgesproken voor een organisatie met als arbeidseenheid het zelf standige district, zooals wij dat in beginsel reeds kenden sedert 1922. Aan het hoofd een districtslandmeter, die, geassisteerd door lager personeel en eventueel door een jongere collega, die nog de noo- dige practische ervaring moet opdoen, geheel zelfstandig zijn taak verricht en alleen verantwoordelijk is voor zijn werk. Daarnaast stellen wij het instituut hoofden van dienst, zooals we dat kennen uit de Maastrichtsche instructie. In beide organisatie's draagt de chef voor zijn eigen werk de alleen-verantwoordelijkheid, die wij wenschen. Maar daarmee eindigt ook alle overeenstemming. Het optimisme van collega Smit, dat het tegenwoordige hoofd van dienst zich wel zal evolueeren tot de door K. en L. gewenschte districtslandmeter, deelen wij niet. Even waarschijnlijk, en ook even speculatief, is de bewering, dat de ontwikkeling zal gaan in de richting van de tegenwoor dige I.V. Beide toekomst-mogelijkheden laten we dus buiten beschouwing. Als cardinaal verschil tusschen de districtslandmeter en het hoofd van dienst zien wij: ter eene zijde: één chef met toegevoegde lagere, in de practijk gevormde krachten; ter andere zijde: een hoofd met ondergeschikte, gelijkwaardige krachten. Met gelijkwaardige krachten bedoelen we de ervaren landmeters, bekwaam voor het dragen van een zelfstandige en verantwoor delijke functie. Om de gedachte te bepalen, willen wij hieronder verstaan alle landmeters, behoudens misschien enkele uitzonderingen, boven 35 jaar. Ons corps, dat door toevallige omstandigheden in samenstelling zeer jong is (het heeft maar 20 leden boven 50 jaar) telt toch op een totaal van ±180 leden 110 landmeters boven 35 jaar. Van dit aantal zal bij het instituut hoofden van dienst ongeveer één derde worden geplaatst in een positie, waarvoor, met mogelijk een enkele uitzondering, allen bekwaam zijn. De anderen zien zich 49

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1932 | | pagina 49