76 dit euvel kunnen worden bestreden. Een oppervlakkige kennis van deze vakken leidt later steeds tot teleurstellingen. Ook is zeer noodig een goed inzicht in de Leer der Determi nanten; een examen in dit vak zal verwaarloozing voorkomen. De verdere wiskundevakken, zooals Analytische Meetkunde en enkele hoofdstukken uit de Hoogere Algebra, vectoren, complexe getallen, kunnen tenslotte ook iets breeder worden behandeld. Na deze grondslag wordt begonnen met de Waarschijnlijkheids rekening en de Methode der kleinste vierkanten. Dit laatste wiskunde-onderdeel vormt later dagelijksche kost bij de bestu deering der Geodesie. Het is jammer, dat over 't algemeen een hiaat wordt gevoeld tusschen de theoretische behandeling en de latere practische toepassing. Vooral de verschillende notaties stichten verwarring, terwijl een behandeling, die zich meer richtte op de latere problemen, het gebruik bij de Geodesie zou ver gemakkelijken. Wat de leerstof betreft, die in de propaedeuse bij het vak Natuurkunde wordt doorgewerkt, deze is veel te beperkt. Een goed inzicht in de lichtbreking en optische stelsels wordt niet verkregen, zoodat dit gebrek aan kennis vaak in de candidaats- studie weer moet worden aangevuld. De verdere vakken bij deze afdeeling kunnen over 't algemeen zeer worden geapprecieerd. De leerstof der eigenlijke Landmeet kunde vormt met die der Kadastrale Techniek een vrij volledig overzicht over de geodetische problemen. Hoewel natuurlijk niet alles in extenso behandeld kan worden, kan men toch zeggen, dat de afgestudeerden theoretisch goed georiënteerd zijn, om zich verder in deze vakken te bewegen. De kwestie van de practijk vormt hier een grooter probleem. Thans wordt deze voor de Kadaster ambtenaren verkregen na de geheele Wageningsche studie. Wel worden tegenwoordig in de zomervacantie eenige weken aan een kadasterkantoor door gebracht, doch het zou m.i. de theoretische ontwikkeling ook zeer ten goede komen, indien tijdens den studietijd een langere prac- tijkperiode werd ingevoerd. De klacht, die tegenwoordig wel eens gehoord wordt, dat men uit Wageningen «wel Landmeters krijgt, doch dat zij nog niet kunnen meten», kan dan, in 't belang der afgestudeerden en van de dienstvakken, waarbij een emplooi wordt gevonden, meteen worden opgeheven.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1932 | | pagina 76