84 Kadaster niet voorstaan, handelen we in strijd met algemeene en onze belangen. Waar toch zal de geodetisch, juridisch en cultuurtechnisch goed ontwikkelde landmeter een economischer werkkring vinden? Bij het tegenwoordige Kadaster, waar een groote hoeveelheid tijd verloren gaat met arbeid, die' hem geen bevrediging schenkt en nooit schenken kan: waar dikwijls werk geschied, dat in een technisch beter kadaster door lager personeel zou gedaan kunnen worden; waar geen wettelijke bepalingen zijn werk de kracht geven, die het hebben moest, gelet op den tijd, die er aan besteed is en de kosten, die ervoor in rekening moeten worden gebracht? Of bij een rechtsgeldig Kadaster, waar de voorschriften aan het werk zoodanige eischen zullen stellen en van den landmeter een juridisch en vakkundig inzicht benevens een verantwoordelijkheid zullen vragen, die geheel in overeen stemming is met zijn langdurige opleiding? Daarom is een groote actie voor deze zaak van algemeen belang beslist noodzakelijk. Niet onder de leden, die zijn zoo langzamerhand wel overtuigd van de noodzakelijkheid van een beter Kadaster, al dringen ze lang niet voldoende aan op ver betering, maar naar buiten. Waarom zoekt het Bestuur geen contact met b.v. de Broederschap van Notarissen? Waarom tracht men geen leidende figuren te winnen voor de noodzake lijke verbetering? «Bezuinigingstijd», zal men antwoorden, en «wij zitten nu eenmaal in het hoekje, waar de slagen vallen». Maar wèl stelt het Rijk 50 a 75 nieuwe teekenaars aan, wèl loopt men rond met plannen om 20, 30 of 50 Hoofden van Dienst te fabriceeren. Zou men in de toekomst al deze meerdere uitgaven gerechtvaardigd achten voor een instituut, dat wij allen toch de meest deskundigen zijnde als achterlijk en onvol doende beschouwen? Of zouden deze uitgaven misschien gedekt moeten worden door het inhouden van een gedeelte onzer reis- en verblijfkosten en vermindering der rij wiel vergoeding en ver- teringskosten der meetarbeiders? Na wat we hiervoor gezegd hebben, meen ik wel te mogen concludeeren, dat het standpunt van K. en L. in deze zaak van groot gewicht, slap is: schijnbaar heeft ze wel een richting, maar ze propageert en verdedigt die niet. Wil men echter ooit iets bereiken, dan is een grondige herziening van K. en L.'s doen en laten noodzakelijk!

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1932 | | pagina 84