«5
Helaas is dit niet het eenige punt, waarvan we moeten zeggen,
dat de houding van K. en L. te wenschen overlaat.
We hebben in de laatste jaren 2 groote strijdpunten zien op
komen n.l. de veldassistenten en de hoofden van dienst.
Laten we beginnen de houding van K. en L. t.a.z. der eersten
eens onder oogen te zien.
Toen de eerste geruchten omtrent het te werk stellen van
goedkoopere krachten bij de veldwerkzaamheden opdoken, rezen
de haren vele mijner oudere collega's te bergen. Slechts fluis
terend durfde men dit instituut te bespreken. Een jaartje daarna
stonden de veldassistenten reeds midden in onze belangstelling
en prijkten ze als slachtoffers op de agenda eener algemeene
vergadering. Na een verwarde discussie, waarbij weer eens
bleek, dat het gezegde: «zooveel hoofden, zooveel zinnen»; bij
ons niets van haar waarde verloren had, benoemde men een
commissie, die de zaak zou onderzoeken. Ik wil dit rapport
niet bespreken, maar lang niet algemeen was men het er over
eens, dat het rapport nog zoo slecht niet was. Ook hier trad
weer een geweldige verdeeldheid naar voren. De conservatieven
stonden tegenover de vooruitstrevenden en het slot was dan ook,
dat men wel het rapport aannam, maar ook hier bleek uit de
discussie's niet die eensgezindheid, die naar buiten een indruk
van «weten wat men wil» maakt. Toch is ook hier het conser
vatieve standpunt niet goed te praten. De meening, dat alleen
maar een landmeter van het Kadaster meten kan is, rondweg
gezegd, larie. Na een paar jaar praktijk kan iedereen met
normale hersens meten leeren. De vraag is alleen maar of
iemand zonder uitgebreid inzicht in kadastrale zaken zal kunnen
meten in een systeem, dat we ons oude kadaster willen noemen,
en waarvan de nauwkeurigheid soms zoo miserabel is, dat alleen
maar een grondige kennis van die materie hem helpt zich eruit
te redden. En die vraag is door de commissie terecht ontkennend
beantwoord. Maar daarom blijft er nog een uitgebreid gebied
over, waar de veldassistenten hun lusten zullen kunnen botvieren.
Een veldassistent, mits onder directe leiding van een landmeter
en met nauwkeurige voorschriften t. a. v. zijn rechten en plichten
is zeer goed bruikbaar. Het zou daarom flinker geweest zijn
en het had van een gezond economisch en algemeen inzicht
getuigt, wanneer K. en L. zich op het standpunt gesteld had,