87
meer afgedaan is, vind ik niet zoo erg onlogisch, wanneer we
nagaan, hoeveel personeel er het laatste jaar naar het Zuiden is
gedirigeerd. Maar wil men ons nu werkelijk laten gelooven, dat
de hoeveelheid afgedaan werk toeneemt, indien men bij den
ambtenaar, die de hoeveelheid werk moet leveren, de zelfstandig
heid vervangt door ondergeschiktheid, de verantwoordelijkheid
voor den gang van zaken in het door hem te bereizen gebied
terugbrengt tot een slaafs opvolgen van gegeven bevelen, en zijn
persoonlijkheid in de oogen van hen, waarmee hij dagelijks moet
omgaan, degradeert. Zeggen we te veel, wanneer we beweren,
dat dit instituut in het bestaande corps zich alleen zal kunnen
handhaven ten koste van de goede verstandhouding en een mindere
ambitie, hetgeen direct van invloed is op de arbeidsprestatie.
Daarom hoop ik van ganscher harte dit artikel werd ge
schreven voor de uitslag van het referendum bekend was dat
een groote meerderheid zich zal uitspreken tegen het instituut
H. v. D. zooals het momenteel bestaat in Maastricht. Maar dat
is niet voldoende! Uit de berichten van de collegas te Eind
hoven blijkt, dat ook daar het systeem fnuikend is voor de positie
van den landmeter. Het valt daarom diep te betreuren, dat de
houding van het Bestuur op de laatste vergadering zoo onstand
vastig is geweest. Het bemiddelingsvoorstel «de Korver» had
het Bestuur ernstig moeten ontraden en haar oude voorstellen
met des te meer klem moeten verdedigen. Nu moest de afd.
Arnhem (de «lastige» afd.) om een referendum vragen en zelfs
dit referendum is zoodanig verminkt, dat een deel van haar doel
verloren is gegaan. Immers zal het Departement niet denken,
wanneer de proef «Maastricht» met groote meerderheid verworpen
werd, dat wij Eindhoven wèl economisch en gewenscht achten
Ik hoop van harte, dat men in den Haag nooit deze onzalige
conclusie trekt, want de invoering van het systeem Eindhoven
zou dan een te zware straf zijn voor de wijfelachtige houding
van ons corps.
En tenslotte zijn er nog zooveel vraagstukken, die de moeite
waard zijn onder oogen gezien te worden. Ten einde niet al te
veel ruimte van onzen redacteur te vergen wil ik slechts èèn
enkel voorbeeld noemen.
Vorig jaar heb ik in het tijdschrift een artikel geschreven over
«de Zekerheid van de notariëele akte» (Augustus 1931) en daarbij