eenigszins gezinspeeld op een ingrijpen van K. en L. in deze
kwestie. Dagelijks ondervinden we de gevolgen van het nalaten
van een terreinsonderzoek bij het opmaken van akten. Dagelijks
wordt het publiek benadeeld, doordat de H.H. notarissen schijnbaar
niet willen inzien, dat zoo'n onderzoek toch behoort tot hun plicht
indien zij op zich nemen een akte op te maken. Dagelijks lezen
we in akten: «Zooals op het terrein kennelijk is aangeduid»,
terwijl die verklaring waarschijnlijk nergens anders op berust als
op een gezegde van de partijen, dat dit het geval is. Wy zijn
de menschen, die dergelijke onjuistheden kunnen constateeren,
en juist wij zwijgen in alle talen. Reeds jaren worden belang
hebbenden de dupe van deze getolereerde nonchalance. Is het
nu niet eens zaak, dat K. en L. de aandacht vestigt op de ge
noemde leemten. Indien collega's ieder i geval ter beschikking
van het Bestuur stelden, had dit college een verzameling van
ongeveer 150 krasse staaltjes van onjuistheden, die te wijten waren
aan het achterwege blijven van het vereischte terreinsonderzoek.
Met deze keurcollectie zou men eens de belangstelling van des
kundigen moeten trachten op te wekken. Indien de Broederschap
van Notarissen er niets voor voelt hetgeen niet zou pleiten
voor een hoog verantwoordelij ksgevoel van de heeren zou men
zich meer rechtstreeks tot den Minister moeten wenden. Zoo
heel zwak staan we in deze zaak niet, want reeds de Staats
commissie 1906 vestigde de aandacht op de wenschelijkheid van
een onderzoek naar de omstandigheden, welke den titel van den
verkrijger krachteloos of gebrekkig zouden maken. (Tweede deel
blz. 13 onderaan e. v.) De commissie stelde voor het opmaken
van notariëele akten verplicht te stellen, maar wilde, dat bedoeld
onderzoek op eigen verantwoordelijkheid van den notaris als plicht
zou worden opgelegd.
Zouden we hieruit ook niet eenigszins mogen concludeeren,
dat de commissie van oordeel was, dat het onderzoek wel eens
iets te wenschen overliet?
Opdat men ons niet zal kunnen verwijten, dat wij, die uit de
aard van onze betrekking het best op de hoogte zijn van de
veelvuldig voorkomende gebreken van notariëele akten, niets
gedaan zouden hebben om hierin verbetering te brengen, acht
ik het gewenscht, dat K. en L. alles doet, wat in haar vermogen
ligt, om dergelijke fouten onmogelijk te maken.
88