92
hun meening dat die organisatie ook op het Kadaster moet passen
en verder in de verklaringen welke afgelegd zouden zijn, dat
aan een groot aantal landmeters niet kan worden toevertrouwd,
om sanctie aan eigen werk te geven, zelfs niet met een sterk
repressief toezicht.
We kunnen nu dus alleen de proef-hoofden van bureaux be-
oordeelen en naar onze meening kunnen we die beschouwen als
grootendeels mislukt en tevens veroordeeld door K. en L. Ook
heeft de proef geen leemten aangetoond in onze voorstellen, terwijl
wij weigeren te gelooven (tenzij een serieuse proef ons het tegendeel
leert), dat de groote meerderheid van de landmeters van het Ka
daster niet in staat zou zijn, sanctie aan eigen dienstwerk te geven.
Wij zien dus geen enkele reden om met onze voorstellen over
stag te gaan want zij alleen zullen bij de kleinste personeels
bezetting het hoogste en beste rendement geven.
Naar onze meening moet onze vereeniging daarom krachtig
blijven aandringen op invoering van een organisatie, gegrond op
onze voorstellen.
We kunnen dat temeer, omdat ook bij eventueele officiëele
invoering van veldassistenten, in onze zieuswijze geen verandering
behoeft te komen. Alleen moet dan de gangbare omschrijving
van «ons» district veranderen.
Was de bezetting daarvan vroeger: i landmeter met i teeke
naar, zoo moet deze in de toekomst (als de proef met veldassis
tenten slaagt) voor sommige districten worden:
i landmeter-districtshoofd,
i jonge toegevoegde landmeter,
i a 2 veldassistenten,
3 teekenaars.
Nu moet men vooral niet zeggen: maar dat districtshoofd is
toch een hoofd van dienst! Neenniet in de beteekenis die wij
er nu aan geven. Zooals het regeeringssysteem nu dreigt, komen
de meeste landmeters gedurende hun geheele loopbaan onder
geschikt te staan onder een andere gelijkwaardige collega.
In het door ons voorgestane stelsel zien we aan het hoofd van
een district een landmeter met daaronder slechts lager personeel,
tenzij ter opleiding (bijv. gedurende 5 jaar) een jong collega
toegevoegd is.