Vaste punten in het coördinatensysteem der
Rijksdriehoeksmeting.
111
Toen, in den loop der jaren 1909—1928, geleidelijk de uitkomsten der Rijks
driehoeksmeting bekend werden, stond het in kadastrale kringen aanstonds vast,
dat hermetingen voortaan in het nieuwe coördinatenstelsel behoorden te worden
uitgevoerd. Doch eerst langzamerhand brak zich de overtuiging baan, dat ook
meer omvangrijke bijhoudingsmetingen, als van wegen, kanalen enz., aan het net
der R.D. behoorden te worden verbonden, waarbij aan de deugdelijke verzekering
der bepaalde „vaste punten" groote zorg zou zijn te besteden.
In de algemeene vergadering der Vereeniging voor Kadaster en Landmeetkunde
van 10 September 1926 bepleitte de Heer Kreeften berg stelselmatige uitbreiding
van het net van vaste punten (den „technischen grondslag", zooals hij het noemde),
als een uitnemend middel om de objectieve rechtszekerheid te vergrooten. En de
algemeene vergadering van 7 September 1928 sprak, op voorstel van de afdeeling
Arnhem, als haar oordeel uit, dat het verzekeren van meetlijnen meer stelselmatig
moest plaats vinden, dan tot op dat oogenblik geschied was.
Ongeveer van dien tijd af werd het gewoonte, ook grootere bijhoudingsmetingen
aan het R.D. net te verbinden, en de in coördinaten bepaalde punten te verzekeren
met den KAD-steen (en tegel), dien de proefhermeting-Dieren ons had gebracht.
De beteekenis en de waarde van den toen ingeslagen nieuwen koers kunnen
moeilijk overschat worden. Stonden vroeger vrijwel alle kadastrale metingen op
zich zelf, met behulp van den „technischen grondslag" werd het mogelijk, alle
metingen onverbrekelijk aan elkaar te verbinden. Iedere grens, vastgemeten aan
den „technischen grondslag", is te allen tijde met groote nauwkeurigheid te
reconstrueeren. In een terrein met veel mutaties leveren de opeenvolgende bij
houdingsmetingen, indien ze slechts verbonden zijn aan den „technischen grondslag",
de gegevens voor nieuwe plans op iedere gewenschte schaal. Bovendien kunnen
andere diensten, als Artillerie, Rijkswaterstaat, Topografische Dienst e.a. met de
door den kadastralen dienst bepaalde vaste punten hun voordeel doen. Terwijl,
omgekeerd, ook de door deze diensten in het systeem der R.D. bepaalde punten
veelal door het Kadaster benut kunnen worden.
De Regeering sanctionneerde den nieuwen koers door het beschikbaarstellen van
de benoodigde KAD-steenen, en door bij aanschrijving van 17 October 1927
No. 29 Kad. te bepalen, dat alle vaste punten moeten worden gefigureerd op
grijsdrukken van de topografische kaart en per gemeente genummerd, terwijl de
coördinaten kantoorsgewijs in een register moeten worden verzameld.
Nu deze, niet voorgeschreven, maar spontaan uit het landmeterscorps opgekomen,
nieuwe werkwijze gedurende eenige jaren gevolgd is, leek het wenschelijk eens
een onderzoek in te stellen naar het aantal punten dat reeds bepaald is. De Ver
eeniging van Hoofdambtenaren van het Kadaster droeg daartoe den ondergeteekende
op, een beroep te doen op zijn ambtgenooten om tot een betrouwbare telling over
het geheele land te geraken. Daarbij zijn de volgende regelen in acht genomen:
de Rijksdriehoekspunten zijn niet meegeteld; vroeger bepaalde, maar later gestoorde
punten zijn eveneens buiten beschouwing geblevendaarentegen zijn eventueel van
andere diensten overgenomen punten wel meegeteld.
De uitkomst van deze enquête volgt hieronder;