zijn leiders èn zijn uitvoerende krachten, zouden staan op hooger
wetenschappelijk standpunt dan zij tot dien hadden ingenomen.
„Zal het kadaster aan de veelzijdige eischen, aan de oecono-
„mische, juridische en financieele behoeften voldoen, dan moet
„het in zijne technische uitvoering rusten op wetenschappelijke
„beginselen; dan moeten de groote vorderingen op landmeet
kundig gebied den landmeter tot in merg en been zijn door
gedrongen; dan moeten de beste en kostbare instrumenten hem
„niet slechts uit leerboeken, doch door veelvuldig gebruik en
„practische oefening bekend zijn".
Dit waren geweldige woorden in de tijden toen de landmeter
in een meetketting zijn volledige uitrusting zag, en het gebruik
van een prisma van Bauernfeind reeds op een glimp van weten
schappelijkheid duidde.
Had Boer met de „Grondslagen voor een rechtsgeldig kadaster
reeds zijn juridische bevoegdheid tot oordeelen onaanvechtbaar
gemaakt, met zijn hermeting van Lauwerecht bewees hij, dat hij
in zich zelf de „groote vorderingen op landmeetkundig gebied
terdege had doen doordringen. Het was zeker geen gemakkelijke
taak, om in de kinderlijke wijze, waarop in die lang vervlogen
jaren de kadastrale dienst werd uitgeoefend, verbetering te brengen.
Vooral was die taak heel zwaar, omdat de belangstelling der
landmeters toen in sterke mate uitging naar hun, door het Depar
tement zoo schromelijk veronachtzaamde persoonlijke aangelegen
heden. Doch wat Boer ondernam, deed hij nooit ten halve.
Hij was in waarheid een man van de groote lijn. Ondanks de
ontevreden, vaak opstandige stemming der landmeters, wist hij
den moed er in te houden en zijn tijdgenooten, met voorbeeld
en woord, tot studie en verruiming van hun inzichten aan te
zetten.
Het was aan hem te danken, dat de Vereeniging voor Kadaster
en Landmeetkunde, in welker oprichting hij een heel belangrijk
aandeel had gehad, niet ontaardde in een gewone vakvereeniging
en „bevordering van de belangen van het kadaster", op de eerste
plaats in haar vaandel werd geschreven.
Het orgaan van de Vereeniging was zijn geesteskind. Het waren
zijn vaste wil en zijn onvermoeide werkkracht, die het „Tijdschrift
134
1I „Ons doel", Dit tijdschrift, jaargang 1, blz. 2.