gemiddelde van één groep gevonden 11 mm; voor de nonius-baak
als m.f. in één nonius-aflezing 1,4 cm.
Wat de uitkomst voor de Dieperink-baak betreft, is de tamelijk
groote fout voor een deel te verklaren uit het feit, dat we gebruik
maakten van een houten baak, waar de verdeeling niet zeer nauw
keurig op geverfd was, voor een ander deel aan de moeilijkheid
om met ons instrument volkomen scherp te stellen. Als een kijker
niet voldoende gecentreerd is, of het prisma tengevolge van pyra-
midale fout, niet horizontaal voor het objectief staat, heeft een
zeer kleine verandering in de scherpstelling, een fout in de lengte
tengevolge.
Het resultaat viel, wat de nonius-baak betreft, mee. Het zou
dus mogelijk zijn, met een nonius-baak een voldoende nauwkeurig
heid te bereiken. Voordeelen waren dan de zeer eenvoudige af
lezing en de mindere administratie.
Bij de metingen in „De Leek'' waren echter verschillende ge
breken van de nonius-baak naar voren gekomen. Doordat de
beide noniën precies 30 cm verschillen, is eigenlijk slechts één
ongecontroleerde waarneming mogelijk. Ten tweede is één aflezing
te weinig indien, zooals bij ondulatie, de nauwkeurigheid van
aflezen minder wordt.
Door mij werd een ontwerp gemaakt van een baak, waarbij,
uitgaande van het nonius-principe, aan de hierboven genoemde
bezwaren werd tegemoet gekomen. Na herhaald overleg met den
Heer De Koningh, werd een eenigszins gewijzigd ontwerp uit
gevoerd. Een afbeelding vindt U in fig. 6. In plaats van twee
noniën, waarvan de nulpunten precies 30 cm verschillen, werden
vier noniën aangebracht, n.l. twee 0-noniën en twee 30-noniën.
Van de beide 0-noniën verschillen de O-punten 127 Het
nulpunt van de baakverdeeling ligt hier juist midden in. Het
verschil der beide -f- 30-noniën bedraagt 169 Ook hier ligt
het T 30-punt van de verdeeling in het midden.
Ten einde de gemiddelden op eenvoudige wijze te verkrijgen,
werden becijfering van verdeeling en noniën door twee gedeeld.
We vinden dus het gemiddelde door de twee aflezingen van twee
bijeenhoorende noniën op te tellen.
Als we de aflezingen van elkaar aftrekken, moeten we voor
145