ieder stel noniën constante verschillen krijgen, die een gevolg zijn van het verschil van de nulpunten der noniën. Door aftrekking controleeren we dus de aflezingen. Bij de keuze van de verschillen is getracht de onafhankelijkheid der vier aflezingen te verzekeren. We vinden als vier bij elkaar behoorende aflezingen: voor de -j- 30-noniën voor de 0-noniën Voor iederen nonius vinden we een andere aflezing. Het gevaar, dat we een tweede aflezing vinden, door bij een andere het constante verschil op te tellen, is, gezien de getallen. Ter vereenvoudiging van de aflezing is de nonius-lengte 24 cm gemaakt. De nonius-eenheid is dan cm. Als de nonius van coïncidentie tot daarop volgende coïncidentie verloopt, gaat daarmede een lengteverschil van 4 cm gepaard. Wat de aflezing betreft, het volgende: Van de verdeeling stellen de lange strepen de geheele getallen voor; valt het nulpunt van een nonius voorbij een korte streep, dan moeten bij het eerste cijfer der nonius-aflezing 5 eenheden worden opgeteld. Tusschen 2 becijferde noniusstrepen tellen we de deelstrepen: 2, 4, 6, 8. Indien coïncidentie plaats heeft bij een der strepen, b v. bij de derde, is de 2e decimaal der aflezing 6. Is coïncidentie bij de derde streep overschreden, en bij de vierde nog niet bereikt, dan wordt afgelezen 7. Ligt coïncidentie dichter bij de derde dan bij de vierde streep, dan wordt afgelezen 6,5. In figuur 7 lezen we voor den bovensten nonius af 19,265, voor den ondersten 18,630. Beide aflezingen opgeteld geeft voor de h 37,895; van elkaar afgetrokken 635. Voor de -j- 30-noniën bedraagt dit constante verschil 845. De verdeeling en de noniën zijn zóó ten opzichte van elkaar aangebracht, dat bij verandering van den te meten afstand 2 noniën boven en 2 noniën onder langs de verdeeling schuiven. Het is in de practijk gebleken, dat het aflezen nauwkeuriger kan gebeuren, als de strepen van de noniën en die van de verdeeling iets in 20,845 20,000 35,740 35,105 gering. 146

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1933 | | pagina 156