noodig is, moet hij dan weer een koopen, die een n° te wijd is,
omdat het met de oude ook wel ging?
Is het bestaande Kadaster zoo goed, dat nooit en nergens her
meting noodig is, dan is natuurlijk elke aktie voor een betere
methode overbodig. Maar wij weten wel beter; nog vele ge"
meenten laten veel te wenschen over. Nog jaren en jaren zal er
hermeten worden. En daarom is de aktie voor verbetering ge
boden, ook al komt de regeling niet vandaag of morgen. Ook
al komt deze pas over 10 of 20 jaar, dan heeft zij nog haar nut
voor al het vernieuwingswerk. wat daarna nog zal gebeuren.
De vraag, of zonder wettelijke regeling nu hermeten moet worden,
dient door de overheid naar gelang van de omstandigheden te
worden beslist. Zij staat los van de vraag of K. en L. voor een
betere methode in de toekomst moet ijveren.
Maar behalve aan de toekomst, dient ook aan het heden te
worden gedacht. Het bestaande Kadaster zal in vele gemeenten
altijd, in andere nog lange jaren blijven bestaan.
Een goede bijhouding is dus noodzakelijk. De bijhouding wordt
echter tegenwoordig voor een deel aan het publiek overgelaten,
waardoor fouten ontstaan. De fouten, die het gevolg zijn van
het noemen van onjuiste cultuurperceelen. Het repressief toezicht
op de cultuurperceelen, het ambtshalve opmeten van overgedragen
kadastrale perceelen, die geen eigendomscomplex vormen, brengt
de geheele bijhouding van het Kadaster in handen van de overheid,
die zorg kan dragen, dat deze bijhouding op de juiste wijze geschiedt.
Het ontstaan van nieuwe fouten wordt daardoor voorkomen.
Deze uiteenzetting is voldoende om te laten zien, hoe er op
ons gebied nog heel wat te verbeteren valt.
Zal K. en L. hiernaar streven Zal zij krachtige pogingen
daartoe aanwenden? Propaganda maken voor haar wenschen?
De geschiedenis van de laatste 25 jaar maakt mij niet optimistisch.
Sinds 25 jaar heeft K. en L. de rol gespeeld van een belang
stellend toeschouwer bij den strijd van Boer voor een vaste
eigendomsgrens. Met onverwoestbare energie en toewijding werd
deze strijd gevoerd en met een volharding, die ons aller bewondering
moet hebben.
Slechts valt te betreuren, dat daarbij de woorden gebruikt werden,
die zooveel verwarring gesticht hebben, de woorden: een „Kadaster
met bewijskracht".
163