en dus: Aa p cos2 d Atgd 2 p cos2 d sin 2 <p of, na cos d i gesteld te hebben: Een maximale waarde wordt bereikt, wanneer sin 2 pp i,dus: e2 Ai5,7 (max.) ——2-P- Deze fout is kleiner dan o",5, als 5. 455. (15) blijkt dus een zeer zwakke benadering te zijn. Soortgelijke benaderingen als in de 710 zijn gevormd van- de formule (7), kunnen nu worden afgeleid 11— 14) van de formule (8). De afleiding overeenkomende met die in 7 is dus de volgende. De herleiding van log q wordt weer bepaald uit: e cos cp rT log (q e cos cp) log q -M log q H zoodat de volledige formule wordt: log d log e 4- log sin cp 4- log p (log q M j (16) De fout in de aldus berekende log (q e cos cp) is gelijk aan den verwaarloosden derden term van de reeksontwikkeling (vgl. 7), dus =44-M, zoodat de fout in log d is: 2 q2 e2 cos2 cp De hiermee correspondeerende onnauwkeurigheid in d is dan: S d d e2 cos2 cp e sin 93 of, wanneer men hierin d p stelt en cos2 cp vervangt door (1 sin2 cp)\ Aie.8= H3- p (sin3 cp sin cp). 2 q 14 02 02 Ad Ais,7 - j P sin 2 cp. (15a) H li- 0 cos CP 02 cos2 fY) Alogd 2 q2 Ad Ai6,8 Alogd Alogd^5— d e3

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1933 | | pagina 18