e sin cp met de methode van S, ook in de formule d e cos y den vorm log (q e cos <p) te berekenen met twee herleidings termen e cos cp e2cos2 cp r log (q e cos cp) log q M M log q H H2 maar toch doet zich hier een complicatie voor. In 8 werd aangetoond, dat, wanneer log (q e cos cp) wordt berekend met bovenstaande formule, de fout in log tg d is: e3 cos3 cp Alog tg a M Zou men nu den overgang berekenen uit: log d log e log sin cp log p jtogq H H2j (17) e3 cos3 cp dan zou de fout in log d dus zijn: A|ugd M en de onnauwkeurigheid in d: 3d de3 cos3 w T Ad An,s iTog d Aiogd - M 3q3 M of, hierin d eJ3lI1_2i stellende: q e4 A 17,8 p sin cp cos3 cp zoodat de totale fout wordt: Al7,7 A 17,8 As,7 4 P W cos3 95 ~f~ P <P 3 <3 3 91 De vierde macht van is tegenover de derde macht een te verwaarloozen grootheid, dus: Ai7,7= --j.psm^cp (i-ja) 3 qJ e3 en Ai7,7 (max.) - p. 3 q Onmiddellijk wordt opgemerkt, dat: Ai7,7 (max.) r= Ai6,7 (max.) Volgt men dus de gewoonte, waarbij de voorwaarde, waar- i6 e4 03 0 03

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1933 | | pagina 20