meer dan één spreker betoogd, om den nieuwen functionaris door
een vaste aanstelling aan het Kadaster te binden. Inderdaad; doch
de mogelijkheid, dat de v.a., die zijn sporen bij het Kadaster ver
diend heeft, vroeg of laat in de verleiding wordt gebracht, om
zijn geluk elders te beproeven, wordt door een vaste aanstelling
niet ondervangen.
Maar wat ligt, daar de gemeenschappelijke behoefte aan deze
categorie van personeel zóó duidelijk spreekt, meer voor de hand,
dan dat op de basis van deze belangengemeenschap in de be
hoefte wordt voorzien.
Toen eenige jaren geleden in een vergadering der Afd. Amsterdam
besloten werd, om propaganda voor de invoering van het instituut
der v. a. te gaan maken (het besluit werd wèl spoedig door de
feiten achterhaald) betoogde een der aanwezigen de wenschelijkheid,
dat K. en L., door het instellen van een vakexamen, zooals b.v.
de Vereeniging van Leeraren dat voor boekhouders organiseert,
voor lagere technici waarmede de Landmeter ambtshalve zoo
dikwijls in aanraking komt de gelegenheid zou openen, om
zich een brevet te verschaffen, dat eenerzijds hem een zekere
mate van landmeetkundige bekwaamheden zou verschaffen, doch
anderzijds den Landmeter de prettige zekerheid zou geven, te
doen te hebben met iemand, waarmee op het punt van kadastraal-
technische aangelegenheden valt te praten.
Dit voorstel, dat wel instemming vond, bleef verder als
niet aan de orde zijnde buiten bespreking. Maar de gedachte,
die eraan ten grondslag ligt, moge ik in het volgende tot de
mijne maken.
Steeds meer zal in de toekomst de Landmeter van het Kadaster
bij de uitoefening van zijn functie in aanraking komen met het
personeel van andere landmeetkundige diensten en kennis moeten
nemen van deszelfs verrichtingen. Er moet dan toch voor hem
een groote geruststelling in zijn gelegen, als hij weet, dat deze
lieden kunnen meten en dat hun resultaten betrouwbaar zijn. En
wanneer dan dit personeel uit hetzelfde hout gesneden is, als de
v. a. van den eigen kadastralen dienst, is er m. i. ook niets tegen,
om van die resultaten een nuttig gebruik te maken, voorzoover
dat voor kadastrale doeleinden mogelijk zal zijn.
Dat het evenbedoelde examen geregeld onder de auspiciën van
K. en L. wordt gehouden, zal wel op practische bezwaren afstuiten.
24