AD MI NISTRA Een toepassing der Rijksdriehoeksmeting. Administratieve problemen. 53 Wie met de stoomtram reist van Gouda naar Schoonhoven, merkt in Stolwijk een in zijn eenvoud fraaien ouden toren op, die een duidelijk zichtbaar scheeven stand heeft. De toren is aan restauratie toe, maar het Gemeentebestuur leefde in de veronderstelling, dat hij steeds meer omzakt en meent, dat dan slooping en herbouw verstandiger is dan restauratie. Om zekerheid te hebben, werd de hulp van den kadastralen dienst te Rotterdam ingeroepen. In 1907 heeft de Rijksdriehoeksmeting dezen toren gecentreerd. Een der basis eindpunten werd verzekerd; aan den voet werd een Vastlegging I en op den trans een Vastlegging II geplaatst. In December 1932 bleek het basiseindpunt verdwenen en niet meer op te zetten; het was dus nog slechts mogelijk eventueele verplaat singen van Centrum en Vastl. II te bepalen in de veronderstelling, dat Vastl. I op haar plaats gebleven was. Het was bovendien, door dichte bebouwing rondom den toren, onmogelijk geworden, op den grond een basis te kiezen, zóó, dat uit beide eindpunten Centrum en de twee vastleggingen waarneembaar waren, zelfs niet door een polygoon als basis te nemen. Tenslotte bleek het echter mogelijk, een zeer gunstige basis aan te leggen op het platte dak vaneen hoog schoolgebouw. Weliswaar waren de richtingen van basiseindpunten naar Vastl. II, en omgekeerd, niet zichtbaar door een hoekpaal van het hekwerk op den trans, maar dit kon verholpen worden door op den trans een hulppunt te nemen. In dit hulppunt werd ook een oriënteeringsrichting gemeten en richting en afstand naar Vastl. II. Na voorloopige en definitieve oriënteering van alle stelsels, werden van Vastl. I uit berekend de coördinaten achtereenvolgens van Basis NW, Basis ZO (op 2 manieren), Hulppunt (op 2 man.), Vastl. II 1932 en Centrum 1932 (op 2 man.). Voor Centrum werd een verplaatsing gevonden van 23 cm en voor Vastl. II een van 13 cm, beide in dezelfde richting, overeenkomende met de richting van over helling van den toren. Wanneer men weet, dat de hoogten van Vastl. I, Vastl. II en Centrum boven beganen grond resp. zijn5m, 24,70m en 40m, dan blijken de verplaatsingen precies evenredig te zijn met de hoogteverschillen. Het is nu echter duidelijk, dat ook Vastl. I verplaatst zal zijn. Veronderstelt men, dat het draai punt 2m onder beg. grond ligt, dan zal Vastl. I 5 cm verplaatst zijn en zullen de verplaatsingen van Vastl. II en Centrum ook met 5 cm vermeerderd moeten worden. Zekerheid hieromtrent kan slechts door een geheel nieuwe bepaling ver kregen worden. De conclusie, dat de toren steeds meer gaat hellen, kan echter wel getrokken worden. Het is nu aan het Gemeentebestuur om te beslissen, wat er gebeuren moet. Rotterdam, Januari 1933. H. Weinige dagen na de publicatie van het eerste geval, bereikten ons van ver schillende zijden bewijzen van instemming met de nieuwe rubriek. Onze ver wachtingen waren hoog gespannen en met zorg zagen we den sluitingsdatum van

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1933 | | pagina 57