van het hypothecaire vraagstuk beschouwd. Reeds lang is daar
over veel geschreven en van gedachten gewisseld, terwijl meer
dan één middel aan de hand werd gedaan om de bezwaren te
ondervangen of te verminderen. Het meest afdoende zal zijn, dat
in het Burgerlijk Wetboek het bepaalde verbod worde opgenomen
om eenig vast goed over te dragen, hypothecair te verbinden of
uit een hypothecair verband te ontslaan, wanneer dat vaste goed
niet een geheel kadastraal nummer of een aantal geheele kadastrale
nummers uitmaakt. Dit is ongetwijfeld een radicale maatregel,
doch in Duitschland is men hiervoor niet teruggedeinsd. (Zie Bürg.
Gesetzbuch 1114).
Bovenstaande opmerkingen maken geen aanspraak op volledig
heid. Zij werden slechts neergeschreven om te voldoen aan het
verzoek der redactie, eenige bezwaren aan te geven, waartoe het
vereenigen van perceelen aanleiding kan geven.
Rotterdam, April 1933.
Het vereenigen van kadastrale perceelen.
Bij de bespreking van de vraag, wanneer kadastrale perceelen,
die aan denzelfden eigenaar toebehooren, te vereenigen, dient
rekening gehouden te worden met het feit, dat het publiek een
zoodanig gebruik maakt van de kadastrale gegevens, dat met zijn
belangen in de eerste plaats rekening moet worden gehouden.
Indien practisch niet onoverkomelijk, mogen administratieve
bezwaren alleen dan van invloed zijn, indien de belangen van het
publiek niet op het spel staan, en zeker mogen zij niet den doorslag
geven, indien het gevaar bestaat, dat de instelling, die juist moet
dienen om de rechtszekerheid te verhoogen, de oorzaak wordt
van moeilijkheden, die zonder haar niet zouden zijn ontstaan.
Het kadaster kan daartoe aanleiding géven, doordat als grond
slag niet is aangenomen het aaneengesloten bezit van een eigenaar,
maar het stuk grond, dat tijdens de opmeting door zichtbare af
scheidingen is omringd, het z.g. cultuurperceel.
8o
J. W. VAN WlECHEN.
In W. P. N. R. n°. 3283 van 26 November 1932 wordt door Mr. Best,
hypotheekbewaarder te Almelo, wederom den strijd tegen het gedeeltelijke perceel
aangebonden. Voorgesteld wordt „meting vooruit" tegen 10 procent der kosten
ten laste van den aanvrager.