83
deze vraag zou te veel op zijwegen voeren, maar wel staat vast,
dat dit perceeltje een twistappel kan worden en aanleiding kan
geven tot een proces, waarvan de afloop niet te voorspellen is.
(Zie Mr. J. H. Jonas, Honderd jaren Kadaster in Nederland en
de rechtspraak. Tijdschrift v. K. en L. jaargang 1932 blz. 16).
Dergelijke fouten met haar nasleep van onaangenaamheden zouden
niet voorkomen, indien de cultuurperceelen niet afzonderlijk ge
nummerd waren of indien bij elke overdracht van een gedeelte
van een eigendomscomplex een onderzoek op het terrein werd
ingesteld. Waar dit laatste als regel niet gebeurt, is het de vraag,
of het gewenscht is bij de bijhouding de cultuurperceelen van
denzelfden eigenaar te vereenigen.
Het antwoord op deze vraag hangt van de omstandigheden af;
met eenige voorbeelden kan dit het best toegelicht worden.
Voorbeeld A. Bij de opmeting voor den verkoop van het
gedeelte a (fig. IV) blijkt, dat de terreinsafscheiding tusschen de
perceelen n°s 200 en 201 verdwenen is. N° 201 is bezwaard met
hypotheek, n° 200 is onbezwaard. Veronderstellen wij verder,
dat de waarde van perceel n° 201 en ook die van het resteerende
gedeelte van n° 200 zoo groot is, dat beide stukken grond be-
teekenis hebben als onderpand voor een geldleening.
Wordt de opmeting toegepast, zooals in fig. V is afgebeeld,
dan heeft dit natuurlijk burgerrechtelijk geen enkel gevolg; de
hypotheek blijft rusten op hetzelfde deel van het aardoppervlak,
waarop het gevestigd was.
In de practijk is deze vereeniging niet zonder gevolgen, in het
geval de eigenaar het resteerende gedeelte van het perceel n° 200
met hypotheek wil bezwaren. Niet alleen geeft het verkrijgen
van een bewijs van onbezwaardheid van dit gedeelte soms eenige
moeite, maar als regel zal vóór de vestiging der hypotheek een
opmeting en splitsing noodig zijn, daar anders in de toekomst
moeilijkheden kunnen ontstaan. (Zie Mr. J. H. Jonas, Hypotheek
op gedeelten van kadastrale perceelen. W. P. N. R. n° 3282).
Ten aanzien van het publiek heeft de vereeniging haar voor-
en nadeeleneenerzijds het vermijden van de kans op een onjuiste
transportakte, anderzijds de kans op het betalen van de kosten
van een opmeting. In dit geval kan dus op administratieve be
zwaren gelet worden; de heerschende meening is, dat niet ver-
eenigd mag worden, maar ook nu kunnen de feitelijke omstandig-