vBZ">f A (13) 106 2 52 f636620 3V— 52 9,52 115 00000 m, 10,7CC Men ziet, dat al spoedig bij kleine afstanden groote verschillen in de middelbare fouten der f optreden. In ons voorbeeld krijgen we voor de gewichten, die zouden moeten worden aangebracht: 1 1 91 92 386 115 of ongeveer: g, g2 2 7 Is de richtingsmeting zeer nauwkeurig ten opzichte van de nauwkeurigheid der richtingen tengevolge van de fouten in de ligging van de gegeven punten, dan worden de gewichten ruwweg evenredig met de kwadraten van de afstanden, waarop de gegeven punten gelegen zijn. Het is alleen bij gelijke afstanden, dat men mag verwachten, dat het aannemen van gelijke gewichten, zooals gebruikelijk is, min of meer juist is. 5. Voorivaartsche richtingen; het stellen der opgave. Wij willen aannemen, dat op een punt A een voorwaartsche richting gemeten is naar het te bepalen punt P en dat deze richting is vastgelegd op de richting naar het bekende punt B. De correctievergelijking is: a f b vj f v (11) f=«p' 200« VAB) <12) In deze formules is a de op A gemeten hoek tusschen de rich tingen naar P en naar B en is <pAB de bekende richting AB. Men heeft dus: verder is <p' bgtg yA y, 04) Ook nu komt het er op aan de middelbare fout in f te berekenen in de onderstelling, dat de ligging van de punten A en B niet foutloos is. '2 B A

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1934 | | pagina 106