117
2. Tijdschriften.
W ild, Bosshard t-Z eiss en Breithaupt met de bijbehoorende baken.
De beschrijving is niet zoo uitvoerig als die van de dradenafstandsmeters. Ver
schillende zeer belangrijke punten worden niet besproken. Zoo bijvoorbeeld de
wijze, waarop bij de Bosshard t-Z eiss is getracht de persoonlijke fout te
reduceeren. Bij de bespreking van het instrument van W i 1 d wordt beweerd, dat
de bovenste helft van het gezichtsveld wordt geleverd door het bovenste prisma,
de onderste helft door het onderste. Dit is een kardinale fout. Ieder prisma geeft
één, het geheele gezichtsveld vullend beeld van de voorwerpruimte. De twee al
dus gevormde beelden zijn ten opzichte van elkaar verschoven.
Aan het slot van deze groep wordt nog beschreven de Dreibildtachymeter van
H e y d e. De „basisführende konstruktionen" zijn vooral daar van belang, waar
het eindpunt van den te meten afstand slecht toegankelijk is. Zij worden dan ook
vooral door militairen gebruikt. Van de instrumenten die tot deze groep be-
hooren, heeft de stereoscopische afstandsmeter wel de meeste toekomst. Enkele
van de meest geslaagde uitvoeringen worden besproken.
Over het geheel genomen is de poging, een keuze uit de vele literatuur op
optisch-tachymetrisch gebied geordend weer te geven, geslaagd. De goede be
doeling, aan de bespreking van de instrumenten eenige theorie over de optiek te
doen voorafgaan, komt niet tot haar recht. De behandeling is oppervlakkig en
op enkele plaatsen onjuist. (Op blz. 16 en 17 is geen overeenstemming tusschen
stellingen, teekening en bewijs. Slechts de stellingen zijn juist. Op blz. 21
wordt een vergissing gemaakt van 100°, zoodat voor het verschil tusschen mini
mum- en maximum-deviatie, bij een prisma met een blekenden hoek van 68c en
brekingsindex van 1 7S, 0,37cc wordt gevonden in plaats van 9fl 85c 29cc.)
Om de vele andere goede kwaliteiten is dit boekje, naast dat van Bosshard t,
den critisch studeerende aan te bevelen. A. KRUIDHOF.
Dr. Th. Siewke. Kartenkunde. 106 blz., 13 X 21 cm. Verlag Dietrich
Reimer, Berlin. 1934. RM 2.50 ing.
Het werkje bedoelt de officieele Duitsche kartografie nader tot den belang
stellenden leek te brengen. Een prijzenswaardig streven! Nadat Dr. Siewke
op zeer eenvoudige wijze een en ander heeft verteld over driehoeksnetten en
enkele methoden van kaartprojecties, volgen paragrafen o.a. over: de schaal van
de kaart, soorten van kaarten, constructie van ruitennetten. Dan zijn de offici
eele kaartwerken uit de diverse deelen der Duitsche Republiek aan de orde, waar
na de lezer wordt ingelicht over de daarop voorkomende topografische teekens,
de verschillende manieren, waarop hoogteverschillen worden aangeduid, enz.
Het 106 blz. tellende boekje, waarvoor de titel „Kartenkunde" wel wat weidsch
is, besluit met enkele pagina's over het drukken van kaarten. Ruim 30, soms min
der geslaagde figuren zijn opgenomen tusschen den tekst. W. N.
(De met aangeduide tijdschriften zijn niet aanwezig in de bibliotheek van
de Vereeniging.)
Tijdschrift van het Kon. Ned. Aardr. Genootschap.
Juli 1934. S c h e rmerhorn: Onze officieele kaartwerken in het maatschap
pelijk leven.