129
Examen voor teekenaar van het Kadaster (April 1934).
Berekening van de grootten van perceelen.
(Met aanteekeningen, ten behoeve van candidaten voor volgende examens, van
het lid der examencommissie F. H a r k i n k, landmeter van het Kadaster
te Rotterdam)
Het gebruik van reken- en
j,tv'kwadraattafels wordt aanbe-
f \'cJf volen. Er mag niet met lo-
'9/f* a' garithmen gerekend worden
V (I V4 uur). Bereken in ca
jrfr V."1** nauwkeurig de grootte van
perceel N°. 1934.
Aant. Bereken de loodlijn,
uit ^et Punt: 24.00 neergelaten
i op de N.-grens en de stukken,
°'6r/ J'fsrs|57 waarin het voetpunt van die
J s loodlijn de N.-grens verdeelt.
Daarna met evenredigheden de
loodlijn, neergelaten uit 38.11 op de N.-grens en weer de stukken van de N.-
grens. Bereken de lijn van 38.11 naar 37.01. Men vindt 42.00. De opper
vlakken van twee driehoeken zijn nu te bepalen, één uit basis en hoogte en één
uit de drie zijden. Tenslotte het kleine N.O.-driehoekje, door een hoogte te be
rekenen uit een evenredigheid, of door toepassing van de verhouding van de
oppervlakken van twee driehoeken, die een hoek gemeen hebben. Uitkomst
1400 ca.
2. (3/4 uur). Bereken in ca nauwkeurig de grootte
van perceel N". 1935 uit de coördinaten van de
vijf hoekpunten van het perceel ten opzichte van
de lijn PQ.
Aant. Dit vraagstuk komt neer op het bepalen
van de coördinaten (dus x in de meetlijn PQ en y
de loodlijn) van het snijpunt (S) van de lijnen
60.0024.00 en 21.50—32.00, beide gegeven door
hun eindpunten in coördinaten. Deze vier eind
punten liggen op vier verschillende ordinaten (lood
lijnen). Breng ze eerst op twee ordinaten. Dit kan op zes manieren, wat dus
zes verschillende oplossingen geeft. Eén er van is bereken de y van het snij
punt van de verlengde ordinaat 21.50 met de lijn 60.0024.00 (men vindt 46.50);
vervolgens de y van het snijpunt van de ordinaat 32.00, eveneens met de lijn
60.0024.00 (men vindt 19.50). Ter weerszijden van punt S zijn nu twee gelijk
vormige driehoeken ontstaan, waarvan men de hoogtelijnen, evenwijdig aan PQ,
kan berekenen, omdat ze evenredig zijn met de zijden en hun som bekend is.
Dit geeft dus de x van S, nl. 42.00.
3 I-co