144
gewone en buitengewone leden. Alleen landmeters van het kadaster
en der domeinen in Nederland kunnen gewoon lid zijn, terwijl ieder,
die wenscht mede te werken tot het doel, in art. la omschreven,
buitengewoon lid kan worden. Verder werd toen bepaald, dat het
bestuur gekozen wordt uit de gewone leden.
Na deze statutenwijziging zijn in het land verschillende af deelin
gen der Vereeniging gevormd. Wel was reeds in de statuten van
1884 de bepaling opgenomen, dat een gedeelte der leden zich tot een
af deeling kon vereenigen, maar het zou tot het jaar 1914 duren,
vóór de eerste afdeeling te Arnhem werd opgericht, spoedig gevolgd
door meerdere.
De afdeelingen hebben sedert dien getoond, een nuttige schakel
in onze vereeniging te vormen, waarin de verschillende vraagstuk
ken, welke onder de leden leven en die in de algemeene vergade
ringen in bespreking zullen komen, op vruchtbare wijze worden
voorbereid. Zij hebben bovendien den band tusschen de leden op
krachtige wijze versterkt en vormen een deel van ons vereenigings-
leven, dat we niet gaarne weer zouden missen.
Gaan we thans na, wat de vereeniging in de vijftig jaren van haar
bestaan heeft gedaan ter bevordering van de belangen van het ka
daster, dan blijkt ons, dat zij voortdurend zeer actief werkzaam is
geweest in het behartigen dezer zaken, welke haar leden zoo na aan
het hart liggen.
Op bijna alle jaarlijksche algemeene vergaderingen en in alle jaar
gangen van het Tijdschrift werden belangrijke vraagstukken op dit
gebied behandeld; tallooze acties zijn gevoerd.
Groote belangstelling bestond uiteraard van den beginne af aan
voor de verbetering van het kadaster, voor het zoogenaamde kada
strale vraagstuk.
Reeds bij de opening van de eerste algemeene vergadering in 1885
besprak de Voorzitter, de heer DeKoningh, de vraag: „Is voor
een afdoende verbetering van het kadaster een wettelijke regeling
wenschelijk?" Hij betoogde de wenschelijkheid van het regelen van
het kadaster bij een WET, waarin de diensten, die deze instelling
moet bewijzen, de verhouding tot andere administratiën en de ver
plichtingen der ambtenaren omschreven zouden worden.
In de eerste aflevering van het Tijdschrift zette de redacteur, de
heer I. Boer Hzn., „Ons doel" uiteen en zeide daarin o.m.: „Het
12