147
De gestelde vragen:
Is invoering van een kadaster met bewijskracht ten aan
zien van de eigendomsgrenzen hier te lande wenschelijk?
Zoo ja, is invoering daarvan met behoud van ons tegen
woordig stelsel van hypothecaire boekhouding mogelijk en
op welke wijze?
Is, afgescheiden van de vraag omtrent de bewijs
kracht bij vernieuwing de splitsing van het kadaster in
een eigendoms- en een belastingkadaster wenschelijk?
werden door deze vergadering met groote meerderheid bevestigend
beantwoord. Vermeld dient hierbij te worden, dat de bijeenkomst
door een groot aantal kadasterambtenaren werd bijgewoond.
In 1901 werden de richtlijnen van onze Vereeniging nog eens uit
voerig door de algemeene vergadering besproken en vastgelegd in
de volgende Motie:
De Vereeniging voor K. en L., vergaderd op 14 Oct. 1901,
Overwegende, dat de propaganda voor hare beginselen
krachtig moet worden voortgezet, en dat in de eerste plaats
moet worden gestreefd:
le. naar eene doeltreffende inrichting van het kadaster
bij hermetingen, overeenkomstig de grondslagen gelegd in
de vergadering van deze Vereeniging in 1888, van de Ne-
derlandsche Juristen-Vereeniging in 1893 en van de Notari-
eele Vereeniging in 1900;
2e. naar eene opleiding van toekomstige landmeters zoo
wel in theoretischen als in practischen zin overeenkomstig de
voorstellen aangenomen in de vergadering van deze Vereeni
ging in 1891 en aangevuld in de vergadering van heden;
van oordeel, dat ter bereiking van dit doel, beheer van het
kadaster, bij voorkeur door eene afzonderlijke afdeeling
„Kadaster en Hypotheken" aan een der Departementen van
Algemeen Bestuur wenschelijk is,
draagt aan het Bestuur op zooveel mogelijk in die richting
werkzaam te zijn.
Kort daarna richtte het Bestuur een uitvoerige Memorie aan den
Minister van Financiën, waarin de oorzaken, welke de ontwikke
ling van het Kadaster belemmeren, werden uiteengezet. Een en
ander werd vervolgens in een audiëntie nog eens nader toegelicht.
15