161
veld Waalhaven, waar kennis werd genomen van de jongste resul
taten op dit gebied.
Nog enkele andere zaken, die de aandacht der Vereeniging had
den, meenen wij hier te moeten memoreeren. Wij noemen bijv. de
samenwerking tusschen kadaster en gemeenten, waarover door een
Commissie uit onze Vereeniging rapport werd uitgebracht in het
jaar 1929 en waaraan in de vergadering van dat jaar besprekingen
werden gewijd.
Een ander rapport was gewijd aan het vraagstuk der veldassis-
tenten, hetwelk in 1930 werd samengesteld en besproken ter jaar
vergadering. In 1932 werden uitvoerige beschouwingen gehouden
over de werkzaamheden en recruteering dezer assistenten van den
landmeter te velde.
Wij wenschen ons geschiedkundig overzicht te besluiten met een
enkel woord over de Internationale Landmetersfederatie, waaraan
op een andere plaats meer aandacht zal worden besteed.
Hoewel reeds in 1878 en in 1910 internationale congressen wer
den gehouden, duurde het tot 1925, dat onder auspiciën der Fran-
sche Union ernstig werd gewerkt aan de oprichting van een inter
nationale organisatie. Een ontwerp-statuten van den heer Danger,
Directeur du Journal des Géomètres-Experts Frangais is opgenomen
in dit Tijdschrift, jaargang 1926, bladz. 21.
De bijeengeroepen conferentie te Parijs in Januari 1926 werd
namens onze Vereeniging bijgewoond door den heer J. M. H.
H e i n e s en de algemeene vergadering van dat jaar besloot tot aan
sluiting van K. en L. bij de Internationale Landmetersfederatie. Het
eerste Congres in October van hetzelfde jaar te Parijs gehouden,
werd wederom bezocht door den heer Heines, die tevens ver
tegenwoordiger was van den Minister van Financiën. Ook naar de
volgende Congressen, in 1930 te Zürich en dit jaar te Londen ge
houden, vaardigden de Regeering en onze Vereeniging vertegen
woordigingen af.
Wij zijn hiermede aan het einde gekomen van ons historisch over
zicht, dat wegens de beperkte plaatsruimte zeer zakelijk moest zijn.
Uit hetgeen wij hebben meegedeeld is echter toch naar onze mee
ning wel een antwoord af te leiden op de vraag: wat heeft K. en L.
in haar vijftig levensjaren bereikt?
Wij hebben gezien, dat de wetenschappelijke beoefening der
29