166
guur van Boer ongetwijfeld op een domineerende plaats aan
het begin van de ontwikkeling der fotogrammetrie in Nederland.
Daarom is het mij een voorrecht, deze overdenking over de toe
passing der luchtfotogrammetrie als methode in de landmeetkunde
in te richten als een poging tot het vinden van een antwoord op de
vraag, in hoeverre de geciteerde profetie van Boer in de huidige
omstandigheden als een grondslag voor de praktijk der landmeet
kunde in Nederland kan worden aanvaard.
Ongetwijfeld is B o e r tot heden de eerste en bijna de eenige des
kundige geweest, die zich in ons land op een dergelijke verstrek
kende wijze aangaande de toepassingsmogelijkheid der fotogram
metrie voor de vervaardiging van kadastrale kaarten heeft uitge
laten. Toen Colpa [2] in een reeks van zeer goede artikelen in
het Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde van 1893 de aan
dacht vestigde op de zich in het buitenland ontwikkelende terrestri-
sche fotogrammetrie, is hierop in het tijdschrift geenerlei reactie ge
volgd. Dat was ook niet te verwachten; immers Colpa constateert
terecht, dat deze wijze van fotogrammetrische opmeting voor onze
kadastermetingen niet bruikbaar is en hij verwijst de fotogram
metrie naar Transvaal en naar onze overzeesche gebieden. Geen
wonder, dat de lezers van het tijdschrift er verder het zwijgen toe
deden. In 1919 geeft P o 1 e eenige beschouwingen over de lucht
fotogrammetrie naar aanleiding van het verschijnen van het voor
dien tijd goede boek van Hugershoff en Cranz: „Grund-
lagen der Photogrammetrie aus Luftfahrzeugen" [3].
Pas in 1922, na het verschijnen van het artikel „Bezuiniging bij
het Kadaster" van Boer, waaraan het bovenstaande motto is ont
leend, kwam er binnen de kringen van de Vereeniging voor Ka
daster en Landmeetkunde een belangstelling voor de fotogramme
trie, die ook naar buiten waarneembaar was. De toenmalige inge
nieur-verificateur van de Domeinen, Rieuwerts de Vries,
maakte zich tot tolk dergenen, die de uitspraken van B o e r op dit
gebied kwalijk ernstig wilden nemen en ze in den grond uit zekere
moeilijkheden wilden verklaren, die B o e r bij de doorvoering van
zijn systeem in het kadaster bleek te ondervinden [4], Het schijnt,
dat zulke uitingen voor hem slechts een prikkel zijn geweest om op
den ingeslagen weg voort te gaan. Immers in 1923 publiceerde
B o e r in dit tijdschrift twee artikelen „Het A, B, C der fotogram
metrie voor kadastreering van horizontaal terrein" [5] en „Foto-
34