186
inmeting van de paspunten in den meetkundigen grondslag zal men
daarom goed doen, ook de oude meetlijnen in den grondslag in te
meten. Men kan dan vóór de uitwerking van de luchtopnamen in de
stereoplanigraaf, van den bestaanden kadastralen toestand, voor
zoover die uit het oude archief moet worden aangehouden of voor
zoover deze door de stereoplanigraaf niet goed wordt gegeven, een
belangrijk gedeelte kaarteeren.
De ervaring heeft ons geleerd, dat deze werkwijze in sommige
gevallen inderdaad voordeelen oplevert. Daar, waar in den loop der
tijden door de opeenvolgende kadasterlandmeters echter veldwerken
zijn vervaardigd met meetlijnen zonder onderling verband, bekruipt
ons echter vaak de lust maar een nieuwe meting uit te voeren, omdat
dit minder tijdroovend is. Waar men de grens tusschen de mogelijk
heden van reconstructie en hermeting zal leggen, moet in ieder ge
val worden bepaald. Het resultaat zal echter altijd een kaart zijn met
een bijbehoorende hoeveelheid veldwerk, waarvan een grooter of
kleiner gedeelte ontleend is aan het bestaande kadastrale archief.
Nu kan zich het geval voordoen, dat men op deze wijze een kaart
gemaakt heeft van een terrein en dat later door uitbreiding der be
bouwing aanvulling noodzakelijk is. Bij de aanwezigheid van een
meetkundigen grondslag en een kaart, welke meetkundig zuiver is,
zal dit echter niet tot beteekenende conflicten kunnen leiden. Im
mers, indien eenmaal een goede kaart aanwezig is, kan men deze te
allen tijde bijwerken door terrestrische meting. Het bijhouden zal
door een gewone meting geschieden, omdat deze noodig is tenge
volge van bebouwing of vorming van kleine perceelen, welke toch
niet voor fotogrammetrische behandeling in aanmerking komen. Het
verschil ten opzichte van de huidige situatie is dan alleen, dat men
thans in den loop der tijden cijfers verzamelt bij een minuutblad,
waarvan de kwaliteit vaak te wenschen overlaat en de schaal te klein
is en men dan een minuutblad zal hebben, dat meetkundig aan rede
lijke eischen voldoet en dat een schaal heeft, bij welke men ook uit
breiding der bebouwing en parcelleering op grond van numerieke
gegevens behoorlijk kan voorstellen.
Er treedt dus geen principieele wijziging van den toestand in. Al
leen zal men in groote gebieden van ons land op deze wijze een
zeer groote verbetering van het kadastrale kaartmateriaal kunnen
bereiken.
Tegenover de voordeelen van de vernieuwing van het plan staan
54