191
blad van het Recht is opgenomen en wel in de nos. 8389 en 8600.
Het gold een geschil tusschen twee grondeigenaren, familieleden,
te Loon op Zand, die wij willen aanduiden als A. en B. A. begon
met tegen B. een bezitsactie in te stellen, op grond dat B. hem zou
hebben gestoord in het bezit van zekere strook grond door het knip
pen van schaarhout, het omspitten van grond en het uitgraven van
knuisten. B. voerde daartegen aan, dat hij in 1897 van C. had ge
kocht, doen overschrijven en sinds heeft doen afpalen en heeft be
zeten het perceel Sectie E n°. 2335 vroeger 338 der gemeente
Loon op Zand, tot welk perceel volgens de kadastrale teekening de
bewuste strook gronds behoort; dit perceel, toen n°. 338, was aan de
echtgenoote van den verkooper toebedeeld bij een akte van schei
ding, waarbij ook A. partij was. De Rechtbank te 's-Hertogenbosch
gelastte een getuigenverhoor en kwam tot de conclusie, dat geen der
beide partijen zijn bezit van de strook grond bewezen had; de Recht
bank vond daarin aanleiding, met gebruikmaking van het zelden toe
gepaste art. 617 B.W., aan elk der partijen bij voorraad de helft der
strook toe te wijzen en hun te bevelen ten petitoire te procedeeren.
B. stelde daarna tegen A. een eigendomsactie in en beriep zich
op het feit, dat het kadastrale nummer, waarvan de betwiste strook
een deel uitmaakte, bij de boedelscheiding aan zijn rechtsvoorganger
was toebedeeld. A. voerde daartegen aan, dat, al zou de kadastrale
kaart aantoonen, dat de betwiste strook behoort tot het aan B. ver
kochte kadastrale nummer, diens rechtvoorganger niet heeft wil
len verkoopen en ook rechtens niet heeft verkocht terrein, dat hem
niet toebehoorde en dat hij nooit feitelijk heeft bezeten.
De Rechtbank ontzegde B.'s eisch op grond, dat de eischer zich
niet heeft gekweten van den op hem rustenden bewijslast; dat toch,
ofschoon over de eenzelvigheid der strook gronds geen geschil is
en ofschoon deze ontegenzeglijk ingevolge het kadastrale plan tot
het toebedeelde en verkochte nummer behoort, bij die toedeeling en
verkoop nimmer heeft voorgezeten de bedoeling, het perceel te doen
overgaan, zooals dit kadastraal is begrensd, maar zooals dit is lig
gende en nu door eischer geen voor hem gunstig bewijs van die wer
kelijke ligging is bijgebracht.
Het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch vereenigde zich niet met
deze redeneering. Het Hof stelt op den voorgrond, met een beroep
op Pothier aan wiens geschriften art. 617 B.W. is ontleend, dat
de bedoeling der wet is, in een geval als dit, het eigendomsrecht toe
59