192
te kennen aan hem die het meeste bewijst (qui aura le mieux établi
son droit de propriété). In deze zaak moet in aanmerking genomen
worden, dat A. en de rechtsvoorganger van B. beiden hun rechten
ontleenen aan hun ouders en ze hebben verkregen bij scheiding der
nalatenschappen van die ouders. Verder moet uit de desbetreffende
wetsbepalingen worden afgeleid, dat de kadastrale letters en num
mers, welke in elke gemeente in verband met de daarmede overeen
stemmende kaarten, de ligging der tereinen bepalen, bestemd zijn, in
het algemeen het hoofdonderscheidingsteeken aan de hand te doen,
waaruit de gedaante en de begrenzing der perceelen zijn te kennen,
blijvende het aan de partijen vrij, nadere omschrijvingen in de akten
op te nemen en gevolglijk in de openbare registers te doen over
schrijven en aldus door den landmeter daarmede rekening te doen
houden. Indien nu de partijen in haar akten over de perceelen be
schikken en deze daarin alleen aanduiden met hun kadastrale letters
en nummers zonder beperking of nadere omschrijving, valt daaruit
af te leiden, dat zij daarover beschikken, zooals deze op de ka
dastrale kaarten zijn afgebeeld, behoudens, omdat deze gevolgtrek
king een vermoeden oplevert, het recht van tegenbewijs. In het on
derhavige geval waren, zoowel in de akte van scheiding als in de
koopakte, de perceelen alleen aangeduid door de kadastrale be
grenzing en nu vaststond, dat de betwiste strook tot het toege
scheiden en later aan B. verkochte kadastrale perceel behoorde,
nam het Hof aan, dat B. als eigenaar moest worden beschouwd,
tenzij A. mocht aantoonen, dat hij de strook heeft verkregen door
verjaring of dat deze onjuist op het kadastrale plan is afgebeeld.
Het Hof liet A. toe, verkrijging door verjaring door middel van
getuigen te bewijzen.
In denzelfden geest oordeelde het Gerechtshof te 's-Hertogen-
bosch bij arrest van 15 December 1914 (Ned. Jurispr. 1915, blz.
193). Een grondeigenaar te Vught beweerde eigendomsrecht op een
stuk grond, waarop een naburig landbouwer boomen had doen af
zagen, en vorderde deswege schadevergoeding. In den loop van het
proces bleek, dat de bewuste grond viel buiten de grens van de door
den eischer gekochte kadastrale perceelen. Toch had de Rechtbank
te 's-Hertogenbosch na gehouden getuigenverhooren den eisch toe
gewezen en daarbij aangenomen, dat de zuiver kadastrale grenzen
van een perceel slechts zijn een aanwijzing van een zekere strook
gronds, welks grenzen rechtens alleen bepaald worden door haar
60