198
betreft een eventueele voorziening in de uitvoering der triangulatie
ten behoeve van de Europeesche Graadmeting, voor het geval prof.
Stamkart wegens zijn hoogen leeftijd het door hem aangevangen
werk niet zou kunnen voltooien. De Koninklijke Academie deed
daarom aan de Regeering het voorstel, de leiding van beiderlei werk
zaamheden, uiteraard met nog andere daarmede verband houdende
werkzaamheden, aan een vaste Commissie op te dragen.
Overeenkomstig dit voorstel werd de Rijkscommissie voor Graad
meting en Waterpassing in het leven geroepen en werden tot leden
benoemd de hoogleeraren dr. F. J. Stamkart, dr. J. A. C.
Oudemans, dr. H. G. van de Sande Bakhuyzen, dr.
J. Bosscha en de hoofd-ingenieur van den Waterstaat G. v a n
D i e s e n. Prof. Stamkart aanvaardde het voorzitterschap der
Commissie.
De Waterpassing, die onder de leiding van prof. dr. van de
Sande Bakhuyzen was gesteld, werd onmiddellijk met kracht
voortgezet en in 1885 met succes voltooid; de resultaten waren ten
zeerste bevredigend; de middelbare fout per km bedraagt slechts
0.75 mm.
In 1881 werd tot lid der Commissie benoemd de hoogleeraar aan
de Polytechnische School te Delft C h. M. S c h o 1 s; in hetzelfde
jaar werd hij tot secretaris gekozen. Van zijn optreden af werd de
triangulatie in de juiste banen geleid.
Na het overlijden van prof. Stamkart (Januari 1882) wer
den diens aanteekeningen aan een onderzoek onderworpen. Dit
onderzoek bracht een zeer onaangename verrassing; het bleek nl.
dat zijn werk voor het doel der Europeesche graadmeting geheel
onbruikbaar was; de nauwkeurigheid zijner hoekmetingen moest
zelfs onderdoen voor die van Krayenhoffs metingen, die zij
hadden te vervangen.
Een geheel nieuwe driehoeksmeting was nu noodzakelijk gewor
den. Het heeft der Rijkscommissie, zooals wel te verwachten was,
veel moeite gekost, de Regeering te bewegen, toestemming tot uit
voering te verleenen. Deze toestemming was intusschen dringend
noodig geworden, aangezien de Commissie in 1884 van den chef
der Trigonometrische Af deeling der Pruisische Landesaufnahme
het verzoek ontving, aanwijzing te willen geven van de driehoeks-
punten langs onze noordoostgrens, welke punten zouden moeten
dienen voor de Nederlandsch-Pruisische aansluiting. Tegen het
66