205 vering van dit toestel deed zich weer een moeilijkheid voor, wat betreft de bepaling van de constanten der invardraden, wegens de omstandigheid, dat Nederland nog niet was toegetreden tot de „Meterconventie" van 1875. Ook hierdoor werd de uitvoering van de basismeting slepende gehouden, totdat eindelijk in 1912 de gelegenheid zich voordeed, de beschikking te verkrijgen over het basisapparaat der „Service Géographique de l'Armée", welk apparaat in hoofdzaak bestaat uit een uit invar vervaardigde meetstaaf van 4 m lengte, waaraan een complete uitrusting is toegevoegd, bestaande uit 2 microscopen, mi croscoop- en staafdragers, hellingmeter, voorlooper, onderleggers, diverse driepooten en een vijfdeelige waarnemingsbarak. Niettegen staande in het buitenland reeds met gunstig gevolg gebruik werd ge maakt van meting met invardraden, werd besloten de Nederlandsche basismeting met het Fransche toestel te doen uitvoeren. De basis werd gemeten op een recht gedeelte van den Rijksstraat weg tusschen Apeldoorn en Millingen, tusschen de km-palen 16,6 en 20,9. Het terrein is gelegen op nagenoeg een half uur afstand van de spoorweghalte Stroe, waaraan de naam „Basis bij Stroe" is ont leend. De metingen en verdere werkzaamheden werden uitgevoerd onder leiding van het lid der Commissie H. J. Heuvelink. De luite nant-kolonel van den Service Géographique de l'Armée, A. L a 11 e- m a n d, die eenige malen een basismeting met het Fransche toestel had verricht, was gedurende de geheele uitvoering daarbij tegen woordig en gaf zoowel aan de waarnemers als aan het bedienend personeel handige en waardevolle wenken, wat betreft de meting en de behandeling van het toestel, hetgeen het succes zeer ten goede is gekomen. De basis, rond 4320 m, werd verdeeld in acht secties, een ter lengte van rond 288 m, de overige van rond 576 m; de eind- en verdeelpunten van de basis werden ondergronds verzekerd door bronzen bouten in zware betonblokken. De secties van 576 m wer den ieder tweemaal, de sectie van 288 m werd zesmaal gemeten. De meting had een vlug en regelmatig verloop; er werd aan deel genomen door het geheele personeel der Commissie, hetwelk werd geassisteerd door de vaste meetknechten, terwijl 46 losse arbeiders in dienst werden genomen; het totaal aantal medewerkenden bedroeg 64. Na eenige vooroefening, werd met de metingen aangevangen 73

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1934 | | pagina 205