207
Uit waarnemingen ter bepaling van de lengte van de meetstaaf,
welke waarnemingen in 1914 werden uitgevoerd door en onder lei
ding van prof. H. G. vandeSandeBakhuyzenenuit over
eenkomstige waarnemingen in 1921 1922 verricht in het Bureau
international des Poids et Mesures werd als gemiddelde voor de
lengte van de meetstaaf gevonden 3,9996514.8 m. Hieruit volgt
voor de lengte van de direct gemeten basis
log basis 3,6354881.5.
Het verschil bedraagt dus slechts 4.2 van de 7e decimaal van de
logarithme; dit kleine verschil beteekent in getallenwaarde, dat de
lengten, voorkomende in de R.D., met een millioenste moeten wor
den vergroot om ze met de Basis van Stroe in overeenstemming te
brengen.
Bij de op Nederland betrekking hebbende vraagstukken, heeft
dit verschil geen practische beteekenis, zoodat de Basismeting van
Stroe tot de uitspraak kon leiden, dat de voorloopig op grond van
de Bonner basis ingevoerde lengten, definitief kunnen worden ge
handhaafd.
De „basismeting van Stroe'' heeft historische beteekenis, ook in
dit opzicht, dat zij de laatste basismeting is, die met de meetstaaf
is uitgevoerd. Sedert 1913 werden deze metingen zonder uitzonde
ring verricht met meetdraden en meetbanden.
Het verdient ten slotte vermelding, dat na de voltooiing van de
basismeting ook door het personeel der Commissie proefmetingen
werden verricht met 24 m lange invardraden. De sectie van 288 m
en een van 576 m werden met deze draden bepaald. De metingen
gaven bevredigende resultaten.
De Secundaire Driehoeksmeting.
Van haar instelling af heeft bij de Rijkscommissie voor Graad
meting en Waterpassing de bedoeling voorgezeten, aan de pri
maire driehoeksmeting te verbinden een secundaire triangulatie ten
behoeve van het Kadaster. Reeds bij de verkenning van het primaire
net werd daarmede rekening gehouden en werd daaraan een ver
dichting gegeven door er in op te nemen de bepaling van 103 zoo
genaamde „Tusschenpunten", die te zamen met de „Hoofdpunten"
tot de Ie orde worden gerekend.
75