210
een vlot verloop kon hebben en teleurstellingen daarbij in het alge
meen waren uitgesloten.
Ter bepaling als secundaire driehoekspunten kwamen in aan
merking alle kerktorens en torens op andere hooge gebouwen; in
de steden en ook in de landelijke plaatsen met drukke bebouwing
werd uit de aldaar voorkomende torens een keuze gedaan, welke
keuze in de eerste jaren wellicht te beperkt is gehouden; later wer
den ook in de steden geleidelijk meer torens opgenomen en ten slotte
alle, die voor de verbinding ten behoeve van het Kadaster van be
lang konden worden geacht.
In terreinen, waar de kerktorens op te grooten afstand van el
kander waren gelegen, werd van geschikte terreinpunten gebruik
gemaakt. Bovendien werd in heuvelland, zooals in Zuid-Limburg,
waar de torens veelal in de dalen voorkomen, en ook in terreinen
als de Veluwe, in Drenthe en langs de rijksgrens een groot aantal
terreinpunten vastgesteld. Deze terreinpunten werden verzekerd
door een plaat van Zweedsch graniet met ingehakt kruis, geplaatst
90 cm onder den beganen grond; daarboven werd gesteld een
granieten zuil ter lengte van 120 cm, met ingehakt kruis in den
kop, welke kop glad was afgewerkt en die 30 cm boven den grond
uitstak. Ten einde de terreinpunten van omliggende punten uit te
kunnen vizeeren, werd boven de zuil een vierzijdige, z.g. parterre
piramide gebouwd van ongeveer 8 m lengte. Wanneer het noodig
bleek op deze hoogte metingen te verrichten, werd de piramide
zwaarder geconstrueerd; tijdens de metingen werd een waarne
mingssteiger om de piramide gebouwd. Ten behoeve van de metin
gen op torens, werden deze tijdens de verkenning, in elk geval
eenigen tijd voor de bezetting als meetstation, daarvoor ingericht.
Meermalen was daarvoor een omvangrijke bebouwing noodzakelijk.
Gedurende vele jaren werd daartoe een vaste timmerman door de
Commissie in dienst genomen.
Het aantal punten, waar metingen werden uitgevoerd, werd zoo
veel mogelijk beperkt. In ons in het algemeen vlakke land komen zij
gewoonlijk voor op afstanden van 6 a 10 km. Van deze punten uit
en waar noodig ook uit de hoofd- en tusschenpunten der Ie orde
werden alle overige punten bepaald. Dit gaf als vanzelf een split
sing in de te bepalen punten in secundaire punten van den eersten
en van den tweeden rang.
Van den eersten rang zijn de punten, waarvan de bepaling ge-
78