211 schiedt door meting in het punt zelve en van de buitenpunten (1° punten en secundaire punten van den eersten rang) uit. Secundaire punten van den tweeden rang zijn die punten, waar niet wordt ge meten, maar die geheel uit buitenrichtingen worden bepaald. Aan gezien op de le rangs-punten, althans waar zij gevormd worden door torens, de metingen excentrisch plaats hebben, moeten voor de herleiding van de waarnemingen naar het centrum, centreerings- metingen worden verricht, welke als regel geschieden door het uit voeren van een locale driehoeksmeting, waarin behalve het centrum en de excentrische standplaats (Pijler), worden opgenomen een of meer in het muurwerk van den toren geplaatste bronzen, ijzeren of koperen bouten, voor de verzekering vastleggingvan het toren- centrum. Omdat een zoodanige centreering uiteraard tijd, soms zelfs veel tijd kost, zoowel wat de meting, als de berekening betreft, heeft men in den aanvang, om den voortgang der secundaire driehoeks meting zoo weinig mogelijk te vertragen, nagenoeg uitsluitend de punten van den len rang verzekerd; langzamerhand werd het groote nut dier verzekering, ook voor de punten van den 2en rang meer en meer ingezien en werden geleidelijk ook deze punten, als zij gevormd werden door solide bouwwerken of de ligging in het terrein daartoe aanleiding gaf, gecentreerd. Voor alle secundaire metingen en ook voor de centreeringen, werd gebruik gemaakt van de theodolieten van W anschaff met 21 cm randmiddellijn; in zeer enkele gevallen, o.a. waar dit door gebrek aan ruimte niet te vermijden was, werd ook wel van den W anschaff van 14 cm gebruik gemaakt; teneinde de nauw keurigheid op te voeren tot die van den 21 cm theodoliet, werd dan in een grooter aantal randstanden waargenomen. De waarnemingen werden uitgevoerd als richtingswaarnemingen volgens de methode van 'Bessel; met inbegrip van de beginrich- ting werden als maximum zes richtingen in een serie opgenomen. De richtingen ter bepaling van de punten van den len rang werden 12 maal (in zes dubbelseries) gemeten, die ter bepaling van de 2e- rangspunten 8 maal (in 4 dubbelseries). De berekening en vereffening der bepaalde punten geschiedde als regel volgens de methode der enkele-puntsbepaling; ook dubbel puntsvereffening kwam meermalen voor; een enkele maal werden meer punten tegelijk vereffend, o.a. ten behoeve van de berekening van de 2e-rangspunten in Amsterdam, welke werden ingesloten door 79

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1934 | | pagina 211