219 In het eerste geval (fig. 1was de vraag, of de west- of oostzijde of het midden van den aarden wal (ef) de eigendomsgrens was. Nu was de toestand ter plaatse sinds het begin der vorige eeuw niet gewijzigd, zoodat er geen enkele meting had plaats gehad, be halve die, welke noodig was geweest voor het vervaardigen van de oorspronkelijke kadastrale kaart in 1825. Van deze opmeting waren de gemeten afstanden (het veldwerk) verloren gegaan, zoo dat den landmeter alleen de oorspronkelijke kadastrale kaart ten dienste stond, die in dit geval niet met de noodige zorg was opge maakt. Dit had tengevolge, dat de uitzetting op het terrein van de uit de kaart afgeleide afstanden het resultaat opleverde, dat, uit gaande van de westgrens van perceel 1 en daarna van de oostgrens van perceel 2 niet één lijn, maar 2 lijnen (ab en cd) gevonden wer den. Daar vaststond, dat deze wal reeds in 1825 aanwezig was en de technische gegevens den landmeter dus volkomen in den steek lieten, was hij genoodzaakt de beslissing over de vraag, of hij de west- of oostzijde of het midden van den wal als grens zou aanwij zen, te gronden op overwegingen van rechtskundigen en praktischen aard. Hierna zal uiteengezet worden, waarom de landmeter niet mag weigeren, een beslissing te nemen en dit ook in de praktijk niet doet) Van geheel anderen aard was het volgende geval. Twee naast elkaar staande huizen, waarvan de afbeelding op de kadastrale kaart door fig. 2 wordt weergegeven, behoorden aan denzelfden eigenaar. Ten behoeve van den huurder van perceel n°. 6562 bouwde de eigenaar een schuurtje (fig. 3), welke wijziging echter niet ter ken nis van de kadastrale ambtenaren kwam. Nu werden de huizen ver kocht aan twee personen A en B. Terwijl het de bedoeling was, het zuidelijke huis met het schuurtje aan B te verkoopen, werden, doordat de kadastrale kaart niet met den terreinstoestand verge leken werd, fouten gemaakt. In de transportakte van A werd ten onrechte het geheele kadastrale perceel n°. 6561 en in die van B al leen het perceel n°. 6562 opgenomen. Later ontstonden moeilijk heden over de grens. Inmiddels waren de huizen door A en B ver kocht, respectievelijk aan C en D. Een grensuitzetting werd aange vraagd. De uitzetting van de kadastrale grens leverde geen moeilijkheden op en had tot resultaat, dat het schuurtje geheel bleek te staan op het in de akte van C genoemde perceel n°. 6561, maar had de land- 87

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1934 | | pagina 219