220 meter verder gezwegen, dan had C allicht getracht, de beschikking over het schuurtje te verkrijgen, wat zeker tot een heftige buren ruzie en misschien wel tot een proces geleid zou hebben. Nu werd dit voorkomen, omdat de landmeter een uiteenzetting van de zaak gaf en C waarschuwde, dat in dit speciale geval, de rechter zeer waarschijnlijk ten gunste van D uitspraak zou doen. Dit advies werd gegrond op het feit, dat de omschrijvingen in de transportakten van B en D luidden: een huis met schuur en erf aan de Breelaan, kadastraal bekend gemeente G. sectie A n°. 6562, wel ke aanduidingen met elkaar in strijd zijn. Uit deze tegenstrijdigheid zou de rechter de bevoegdheid putten, buiten de akte om te onder zoeken, wat de bedoeling van partijen geweest was en dienover eenkomstig te beslissen. (Een overeenkomstig geval werd in dezen zin beslist door Hof Arnhem d.d. 20 Nov. '29, cassatieberoep ver worpen H. R, 27 Juni '30. N. J. 1930 blz. 1317.) Den nadruk wil ik er op leggen, dat deze beslissing berustte op de in de akte geconstateerde tegenstrijdigheid. Is in de akte geen tegenspraak te ontdekken, dan is de kans groot op een uitspraak in anderen zin, waarbij ik kan verwijzen naar het bekende proces te Rotterdam, besproken in dit tijdschrift, jaargang 1928, blz. 3 (H. R. 16 April '26 N. J. 1926, blz. 657), waarbij de eigenaar, die zich op de kadastrale aanduiding beriep, in het gelijk werd gesteld en de ka dastrale grens, die afweek van de bestaande schutting, als eigen- domsgrens werd aangewezen. Van een derde voorbeeld geeft fig. 4 de illustratie. De grens tus- schen de perceelen 1 en 2 was 40 jaar geleden ontstaan, tengevolge van den verkoop van het westelijk deel. Uit het kadastrale veldwerk van de opmeting van het huis, 5 jaar later, bleek echter, dat toen op de lijn cd een heg stond, die ook nu nog aanwezig was, en door den buurman als grens werd beschouwd. Ook in dit geval beperkte zich de taak van den landmeter niet tot het aanwijzen van de ka dastrale grens, maar hadden de besprekingen en de mededeeling, dat de eigenaar van perceel 1 zeer waarschijnlijk met goed gevolg een beroep op de verjaring kon doen, tengevolge, dat de zaak in der minne geregeld werd. In de behandelde gevallen verlaat de landmeter het gebied der exacte wetenschappen. Voor iedere toegewijde beoefenaar is het duidelijk, dat dit niet uit annexatiezucht geschiedt, maar alleen ge- 88

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1934 | | pagina 220