245 zij luidt als volgt: „de landmeters moeten echter voorzichtig wezen met het vragen van inlichtingen aan particulieren, vooral bij de op nemingen van schorren, platen, aanwassen enz." Meer dwingende voorschriften geeft een bepaling in de circulaire n°. 911 dd. 23 Maart 1866 Afdn. Registratie en Domeinen (Stran den, Rivieroevers, Aanwassen, Eilanden en Platen), luidende: „Om alle geschillen met de aangrenzende oevereigenaren te voorkomen is het echter raadzaam en zij het den ambtenaren aanbevolen om tijdig voor eene afscheiding tusschen het oeverland en de aanwas sen zorg te dragen, op zoodanige wijze dat van geen vereeniging dier gronden sprake kan zijn." De uitvoering van dit voorschrift geeft in de praktijk vaak aan leiding tot allerlei onverwachte moeilijkheden. Als gevolg van geleidelijke normaliseering van onze groote rivie ren door aanleg van kribben, dammen, grondaanvullingen, zijn de zomerbeddingen op de meeste plaatsen tot de helft of meer van haar vroegere breedten versmald, waardoor langs beide oevers aanmerke lijk breede strooken aan het oorspronkelijk bed zijn onttrokken, wel ke door geleidelijken aanwas en volstorting met, voor het op diepte brengen der vaargeul, uitgebaggerde specie, boven den middelbaren rivierstand zijn komen te liggen. Een vijftigtal jaar geleden deden zich bij de verpachting van deze vruchtbare oppervlakten geregeld moeilijkheden voor; bij den aanleg der genoemde rivierwerken was namelijk niet altijd zorg gedragen voor behoorlijke vaststelling van de grenzen van het Rijkseigendom; de incidenteele afpalingen, welke destijds van Staatswege bij iedere verpachting telkenmale plaats vonden, bleken op den duur niet vol doende gerespecteerd te worden; in de eerste plaats waren ze be twistbaar door haar eenzijdigheid en ten tweede variabel tengevolge van veranderingen in den terreinstoestand. Het gemis aan specialiteit (den ook tegenover derden definitief vaststaanden omvang van het object), een eerste vereischte voor een richtig beheer, deed zich bij iedere verpachting steeds meer ge voelen. De eenige afdoende oplossing der grensonzekerheden bleek te zijn gelegen in het aangaan van delimitatieschikkingen in contrac- tueelen vorm met de aangelanden. In het jaar 1889 werden daartoe bij circulaire 1092 landmeters van het kadaster belast met het technische gedeelte van die oever- 113

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1934 | | pagina 245