247 vangen door de Rivierenwet (Stbl. 9/11 1908 n°. 339); een verhan deling van mijn ambtsvoorganger E. Rieuwerts de Vries over deze Wet vindt men in jaargang 1906 van dit Tijdschrift. Waar volgens de vroegere wetgeving zonder medewerking van de oevereigenaren geen delimitatielijn kon worden vastgesteld, opent artikel 24 der nieuwe wet de mogelijkheid tot grensregeling, ook bij gebreke van overeenstemming met aangelanden. Voor de uitvoering van de technische en privaatrechtelijke voor schriften, vervat in Hoofdstuk IV der Rivierenwet 1908 en mede ter bevordering eener uniforme behandeling van Domeinzaken, werd bij circulaire 1376 in het jaar 1910 het met Domeinwerk belaste ka- dasterpersoneel geconcentreerd tot een afzonderlijken tak van dienst, den „Technische Dienst der Domeinen", onder speciale een hoofdige leiding. Gelijke moeilijkheden als langs de rivieren doen zich alhoewel van eenigszins anderen aard ook voor ten aanzien van de begren zingen langs de meren; het Domein verpacht in die wateren het vischrecht, de jacht en het rietgewas; in vele gevallen komen daar door de Domeinpachters in conflict met de aangelanden. Volgens verschillende rechterlijke beslissingen wordt riet in het algemeen niet als aanwas beschouwd, maar gerekend tot de meren te behooren op grond van de omstandigheid, dat riet slechts groeit op plaatsen, welke bij gewone tijden, als het water op zijn hoogst is, daarmede worden bedekt, (art. 578 B.W.) Evenals elders langs openbare wateren, worden voorts ook langs de meren door toedoen van derden vaak aanwasbevorderende wer ken langs de oevers aangelegd, welke inbreuk maken op Staatsrech ten. In al die gevallen worden ook hier door de landmeters der Do meinen, in overleg met de aangelanden, dadingen getroffen ter op lossing van grensonzekerheden en ter vermijding van geschillen. De afsluiting, peilverlaging en gedeeltelijke droogmaking der Zui derzee brachten in den Zuiderzeeraad vraagpunten naar voren ten aanzien van den eigendomstoestand van dien zeeboezem; deze mate rie werd door den Secretaris van dien Raad Mr. K. Jansma be handeld in een „Nota betreffende den privaatrechtelijken toestand van den Zuiderzeebodem". De daarin vervatte beschouwingen, in verband gebracht met vroe ger ter zake uitgebrachte adviezen van den Landsadvokaat, stelden het Domeinbestuur voor de noodzakelijkheid tot het in behandeling 115

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1934 | | pagina 247