De sociale taak van de Landmeetkunde in Nederland. W. SMIT, landmeter van het Kadaster te Amsterdam. Iedereen herinnert zich uit zijn schooljaren de landkaarten, welke bij het onderwijs in aardrijkskunde gebruikt werden, en uit zijn vol gend leven de wandel-, fiets-, en autokaarten, welke hem bij zijn reizen van onschatbaar nut waren, evenals de plattegronden der steden, welke hem in onbekende oorden als vertrouwde gids verge zelden. Maar hoe weinigen geven zich er rekenschap van, dat ook zulke topografische en verkeerskaarten uiteindelijk berusten op landmeetkundige gegevens. Welk een wereld van vooruitgang ligt er tusschen dezen tijd en dien van eenige eeuwen terug, toen slechts eenige kaarten van gedeelten van ons eigen land, van zeer beperkten omvang, als eerste topografische kaarten vervaardigd werden! Toch is de belangstelling voor de landmeetkunde reeds van ouden datum en nauw verbonden met de studie van de wiskunde en de mechanica. In het oude Egypte treedt het verband met den land bouw reeds naar voren, als na de jaarlijksche overstroomingen van den Nijl de grenzen der velden waren uitgewischt en daarna het uitzetten van de terreinen telkens weer opnieuw geschiedde. Van de Babyloniërs is de sexagesimale indeeling voor de hoekmaat te genwoordig nog in gebruik! Een grooten vooruitgang zien we voorts bij de Grieken, terwijl eindelijk van de Romeinen bekend is, hoe Rome werd gesticht door Romulus volgens de regelen van het land meten, de landmeetkunde dus in dienst van den stedenbouwOok trad bij sommige volken het belang van de landmeetkunde voor de krijgskunde naar voren, waarvoor b.v. bij de Romeinen een hoog geplaatst landmeter de troepen vergezelde. Dat laatste verband vinden we ook hier te lande in de twee boe ken van de landmeters D o u en S e m s, welke respectievelijk wer den opgedragen aan Prins Maurits en aan Willem Lodewijk, Graaf van Nassau. In datzelfde jaar 1600 ontstaat aan de universiteit te Leiden op initiatief van Prins Maurits de ingenieursschool, welker discipelen bij de groote inpolderingen van Noord-Holland vrucht dragend werkzaam zijn geweest. 121

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1934 | | pagina 253