263 historisch en door onze wetgeving is de landmeetkunde op bijna elk terrein geheel verbonden aan het kadaster. Wat het gebruik van moderne instrumenten en hulpmiddelen betreft, valt een groote ach terstand in te halen. Zelfs ontbreken op vele bureaux nog eenvou dige rekenmachines! Een vergelijking met den meetdienst van den Rijkswaterstaat valt zeer in het nadeel van den kadastralen dienst uit. Aanvragen tot het uitvoeren van groote metingen en herme tingen worden bovendien afgewezen wegens gebrek aan personeel, terwijl eenige tientallen afgestudeerden werkloos rondloopen! Dat tekort zal chronisch worden, omdat een vernieuwingsachterstand valt in te halen en de werkzaamheden zich steeds zullen uitbreiden. Men zie slechts naar de laatste kwart eeuw: aanzienlijk toegenomen grondverkeer, invoering van Woningwet en Ruilverkavelingswet, uitbreiding en herziening van het geheele wegennet, normaliseering van waterloopen, enz. En toch verkeert Nederland nog in een gun stige positie, daar aan de bijhouding steeds veel zorg is besteed; andere landen, als België en Frankrijk, staan voor algeheele ver nieuwing, terwijl Nederland met partieele, geleidelijke hermetingen zal kunnen volstaan en de polderlanden in de toekomst wellicht langs fotogrammetrischen weg vernieuwd zullen kunnen worden. De gevolgen van den geschetsten toestand behoeven we niet te voorspellen, want ze zijn duidelijk zichtbaar. Laat ik ze categorisch vermelden: 1°. Nieuwe opmetingen van gemeenten zonder verband met den kadastralen dienst moesten na eenige jaren gestaakt worden. 2°. Opmetingen door gemeentelijke en provinciale diensten, welke door gemis aan ervaring en deskundigheid duur zijn, toonen nu nog niet zelden een ontwikkelingsgang (systeemloos en zonder verband meten, niet bewaren der veldaanteekeningen, enz.), welken de kadastrale dienst in het verleden ook heeft doorgemaakt. 3°. Samenwerking van andere diensten met den kadastralen dienst. Als duidelijk voorbeeld kennen we de regeling van de samen werking tusschen den landmeetkundigen dienst van het kadaster en den meetdienst van den Rijkswaterstaat. Als voorwaarde werd ge steld, dat de bestaande organisaties door de samenwerking niet zou den worden aangetast. Overweegt men echter, dat juist in de organi satie van een dienst de grootste waarborg schuilt, dan moet men wel tot de conclusie komen, dat, hoezeer in dit geval verdedigbaar, deze regeling voor algemeene invoering niet geschikt is, daar de re- 131

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1934 | | pagina 263