268 dacht aan de slechte indeeling van tal van landbouwbedrijven gaat schenken. Een zware landbouwcrisis heeft haar intrede gedaan en nu men zich in de eerste plaats wil verweren door rationalisatie der bedrijven en door opvoering van de kwaliteit der producten, blijkt hoezeer versnippering en ondoelmatige indeeling van landerijen hieraan in den weg staan. Het uitgebreide onderzoek van de bij K.B. van 18 September 1886 benoemde Nederlandsche landbouw-enquêtecommissie legt den grond voor stappen ter oplossing van het probleem. De eerste schre de wordt dan in 1893 gedaan, als het Nederlandsch Landbouw- Comité een Commissie „Ontginning" instelt, welke de opdracht krijgt, maatregelen te beramen tot het verkrijgen van beter afge ronde eigendommen. Deze commissie dient in 1896 het bekende rapport n°. 159 in. In groote lijnen wordt hierin aangegeven, hoe een regeling in Nederland, in overeenstemming met ons burgerlijk recht, ware te treffen. Omtrent de uitvoering lezen we, dat aanstelling van Rijks landbouwingenieurs allerwenschelijkst schijnt, waarmee een twee tal leden zich echter niet kan vereenigen, „daar het hier meer geldt arbeid, waartoe de ambtenaren van het Kadaster zijn aangewezen." De regeling, welke aan de commissie „Ontginning" voor den geest staat, moge eenigszins blijken uit de tweede conclusie van het rapport: „het is mogelijk tot een betere verdeeling te geraken zonder in grijpende wetswijzigingen en zonder de invoering van nieuwe rechtsbeginselen, indien slechts bij de aanstaande herziening der onteigeningswet daarmede rekening worde gehouden en de vor ming van grondvereenigingen (syndicaten) civielrechtelijk moge lijk gemaakt worde". Thans kan Hoffmann den draad van 1889 weer opnemen en we zien dan ook van zijn hand in jaargang 1898 (blz. 117—128) naar aanleiding van het rapport n°. 159 een verhandeling over cul tuurtechniek en het onderdeel daarvan: landverlegging. Betoogd wordt, met verwijzing naar de praktijk in Duitschland, dat de land meter van het Kadaster aangewezen is voor de uitvoering. „Tegen een voortgezette ontwikkeling van den landmeter van het Kadaster tot landbouwingenieur „Kulturtechniker" zullen weinig bezwaren bestaan, aan het omgekeerde valt echter niet te 136

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1934 | | pagina 268