270
op zijn beurt tot het voorzitterschap wordt geroepen, de redactie,
welke door hem sedert de oprichting der Vereeniging op voorbeel
dige wijze is gevoerd, neer. Deze gebeurtenis inspireert Hof f-
m a n n tot zijn artikel: ,,Een terugblik op negentien jaren van Ver-
eenigingsleven" (jrg. 1903).
Hieruit is het, dat we enkele aanhalingen willen geven. „Wij strij
den voor een groot volksbelang; het kadastrale vraagstuk is in om
vang nog toegenomen, de strijd loopt niet langer alleen over de ver
nieuwing van het Kadaster en over de hervorming van ons stelsel
van openbaarheid van de eigendomsverkrijging; nog een derde
vraagstuk, thans een van economischen aard, dat zich aan deze bei
de heeft toegevoegd, zal binnen afzienbaren tijd oplossing eischen;
t.w. „de vermeerdering van ons nationaal vermogen met millioenen
schats".
De ruilverkaveling nadert met rassche schreden en wij zijn on
voorbereid!"
En verder:
„Aan de Commissie „Ontginning" van het Nederlandsch-Land-
bouw-Comité komt de eer toe, dat probleem door het rapport n°. 159
„Maatregelen tot het verkrijgen van beter afgeronde eigendommen"
aan de orde te hebben gesteld.
Uit deze agronomische hervorming, die hier te lande onder den
naam „ruilverkaveling" bezig is zich baan te breken, vloeit noodwen
dig „het Kadaster met bewijskracht" voort; het behoeft dus niet te
bevreemden, dat onder haren invloed, de Vereeniging voor Kadaster
en Landmeetkunde in de laatste vier jaren een bloeitijd van activi
teit intrad"
„Het „rapport 159", zooeven vermeld, gaf aanleiding aan het Be
stuur onzer Vereeniging tot het inzenden (1899) eener memorie
over het onderwerp „ruilverkaveling" bij den Heer Directeur-Gene
raal, chef der Afdeeling Landbouw, welke toenmaals nog onder het
Departement van Binnenlandsche Zaken ressorteerde.
De Directeur-Generaal stelde de memorie in handen van het Ne-
derlandsch Landbouw-Comité ter kennisneming en met verzoek haar
uit te reiken aan den voorzitter der Commissie „Ontginning". Een
gevolg van een en ander was, dat de voorzitter der Vereeniging voor
Kadaster en Landmeetkunde en de Redacteur van haar Tijdschrift
door het Dagelijksch Bestuur van het Nederlandsch Landbouw-
Comité in 1900 werden uitgenoodigd mede zitting te nemen in die
138