275
het voorgaande jaar tot Landbouwhoogeschool verheven onderwijs
inrichting, wordt feitelijk de beslissing omtrent de toekomstige uit
voering van wettelijke ruilverkavelingen genomen.
Toch blijft er bij sommigen op grond van de geschiedenis eenige
ongerustheid.
We hooren in de Vereeniging zelfs stemmen opgaan om K. en L.
verder de leiding te laten nemen bij de actie voor de totstandkoming
eener wet. Anderen P o 1 e wekt er herhaaldelijk toe op wil
len samenwerking met de Ned. Heide Mij., waartoe het lidmaat
schap der in 1920 door dit lichaam opgerichte hoofdafdeeling Ruil
verkaveling" alle gelegenheid biedt.
In hetzelfde jaar wordt door de regeering een commissie benoemd
teneinde een nieuw ontwerp van wet samen te stellen. Hierin heb
ben onder meer zitting als kadastrale specialiteit H. F. v a n R i e 1
en voor de Ned. Heide Mij. de tegenwoordige secretaris der Cen
trale Commissie voor Ruilverkaveling, H. J. van L e u s e n.
Laten we constateeren, dat de practijk heeft bewezen, dat deze
commissie tot een uitstekend resultaat is gekomen.
Natuurlijk vormt, wanneer het werk in 1923 gereed komt. een
bespreking er van op de algemeene vergadering van dat jaar den
hoofdschotel.
Moeilijk te begrijpen is daarbij, èn uit hoofde van de geschiede
nis èn met betrekking tot de sedert 1924 opgedane ervaringen, dat
die vergadering tot de conclusie komt: ,,Aan de lijst van rechtheb
benden, bedoeld in artikel 41 (later 42) behoort geen positieve be-
teekenis te worden toegekend."
Men leze hoe Mr. K. J. B e s in jaargang 1924 (bl. 4551zeer
terecht het tegendeel bepleit.
De behandeling van het wetsontwerp in de Staten-Generaal wil
len we stilzwijgend voorbijgaan; we vermeldden reeds, dat tenslotte
in artikel 29 werd neergelegd de bepaling, dat de landmeter van het
kadaster aan de plaatselijke commissie bijstand zou verleenen.
Thans rest nog een overzicht van wat sedert 1924 tot stand kwam
en wat het aandeel van den landmeter in deze werkzaamheden was.
We hebben niet een climax te zien gekregen, zooals men onder
normale omstandigheden had mogen verwachten. De kosten, welke
in de eerste jaren niet van zoo overwegende beteekenis waren, rem
men thans een snellen groei. Dat een blok als Staphorst toch in be-
143