277 werking was. Met de thans in behandeling zijnde 2200 ha met Buchten mee gerekend wordt het plm. 2300 zijn we dus maar even boven het gemiddelde. Echter kunnen we aan deze 2300 ha een grooter ge wicht toekennen wegens het groote aantal daarbij betrokken per- ceelen 14000 tegen 13000 behandelde) en dan is het tevens duide lijk, dat op dit oogenblik 6 landmeters en 5 teekenaars, waaronder één veldassistent, volop werk hebben. Toen einde 1924 was te voorzien, de aanvragen voor Hollu- mermieden en Nieuwleusen kwamen spoedig dat de ruilverkave lingswerkzaamheden niet lang op zich zouden laten wachten, wist de ingenieur-verificateur J. F. A. v a n R i e s s e n, tevens benoemd tot lid der Centrale Commissie voor Ruilverkaveling, te bewerken, dat 2 landmeters gedurende een half jaar bij den ruilverkavelings- dienst in de Rijnprovincie werden gedetacheerd. Het nut hiervan was reeds betoogd door H. F. v a n R i e 1 bij de bespreking van het wetsontwerp in de algemeene vergadering van K. en L. in 1923. De practijk heeft uitgewezen hoe juist dit gezien was. Voor het welslagen eener ruilverkaveling is niet alleen kennis van zaken noodig, maar bovenal ervaring en die zou den landmeter bij de eerste ruilverkaveling hebben ontbroken. Nu kon na de Duit- sche praktijk, met het noodige zelfvertrouwen worden begonnen. Wetgeving en organisatie mogen vrij groote verschillen vertoo- nen, de praktische gang van zaken zal bij ruilverkaveling steeds zeer veel overeenkomst vertoonen. De beide uitgezonden landmeters, O. J. Jonas en schrijver dezes, bewaren aan hun Duitschen tijd de beste herinneringen. Een woord van dank aan de ambtenaren van het „Landeskulturamt Düs- seldorf die zich van hoog tot laag -voor hen moeite gaven, zij hier nogmaals herhaald. Is de taak van den „Sachlandmesser" in tal van „Verfügungen" ten overvloede nauwkeurig omschreven, in Nederland geeft de wet slechts in algemeene trekken de werkzaamheden der plaatselijke commissie aan en omtrent den landmeter lezen we in artikel 29 der wet: „Zij" (de PI. C.) „wordt bijgestaan door een landmeter van het kadaster, aan te wijzen door Onzen met de zaken van Land bouw belasten Minister in overleg met Onzen Minister van Finan ciën, en zoo noodig, door andere deskundigen, aan te wijzen door 145

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1934 | | pagina 277