288
weisung IX hier tot leidraad heeft gediend, valt duidelijk aan te
wijzen. Wanneer wij hier de aandacht op vestigen, willen wij ove
rigens niets te kort doen aan dit zeer verdienstelijke boekje, in welks
samenstelling de ingenieur-verificateur A. W. E. Kwisthout
een belangrijk aandeel heeft gehad. Het zal nu weldra door een
modern werk worden vervangen. Bij haar verschijnen was de
H. T. W. up to date en zij heeft uitstekende diensten bewezen. De
methode der kleinste kwadraten deed er ambtelijk haar intrede mee
bij kadastrale driehoeksmeting, en verhoogde zin voor nauwkeurig
heid was het gevolg. Bovendien bevorderde dat boekje het gebruik
van de praktische veelhoeksnetten en veel van wat er in staat, was
gericht op de bijhouding. Men herinnere zich eens, om dit naar
waarde te schatten, hoe bij vroegere hermetingen de perceelgrenzen
werden vastgemeten in een niet verzekerd en moeilijk weer op te
zetten meetlijnenraam, dat onmiddellijk aan het driehoeksnet vast
zat; want inderdaad, in de kadastrale praktijk van vóór 1902 namen
polygoneering en verzekering hoewel door enkele voormannen
gepropageerd slechts een zeer bescheiden plaats in!
Een ander voorbeeld van welbewust gezochte aanraking met het
buitenland was de uitzending van een tweetal Nederlandsche land
meters van het kadaster naar Duitschland, kort na het inwerking
treden van onze ruilverkavelingswet, om zich in de Rijnprovincie
van de uitvoering van ruilverkavelingen op de hoogte te stellen. De
Centrale Commissie heeft zich ook eenige malen naar het buitenland
begeven ten einde in Duitschland, in Zwitserland en in Frankrijk
reeds bestaande ruilverkavelingspraktijken te bestudeeren.
Iets dergelijks geschiedde bij het begin der hermeting van Amster
dam; toen werd de leider in de gelegenheid gesteld zich in eenige
Duitsche steden ter zake van stadshermeting te laten voorlichten.
Wij zouden hier nog kunnen vermelden de bevordering door ons
Tijdschrift van de algemeene toepassing in ons land van de inter
nationale schrijfwijze voor maten en gewichten, welke nu, sinds
enkele jaren, ook in ons onderwijs is doorgedrongen, en kunnen aan
stippen het bezoek van een aantal Nederlandsche ambtgenooten
aan de Geodetische Week te Keulen in 1925, om dan te conclu-
deeren: ook onze lagere geodesie had menigerlei betrekkingen met
het buitenland. Maar toch waren dit altijd incidenteele gevallen;
van een internationale organisatie, die dat contact bevorderde, was
daarbij geen sprake.
156