28
Volgens het Hof is hieruit geen bewijs te putten voor de beweerde openbaarheid
van die strook grond, ook niet uit het feit, dat het perceeltje zonder tegenspraak
sinds jaren op den legger van wegen had gestaan.-
Dit geval zal na het tot stand komen van de nieuwe wegenleggers niet meer
aanleiding geven tot een proces, omdat alsdan vaststaat de openbaarheid van de
wegen, zooals ze op den legger zijn omschreven. Te betreuren is het, dat de
rechtskracht van de leggers zich niet zal uitstrekken tot de begrenzingen van de
wegen. In de memorie van toelichting tot de Weg er, wet wordt dit door den Mi
nister uitdrukkelijk van de hand gewezen, omdat dan in ons negatieve stelsel een
positief element zou worden gebracht.
W 12638, Rechtbank Haarlem, 9 Mei 1933. Over de vraag, of men al of niet
aan een weg bouwt en dus al of niet aan de kosten van den weg moet meebe
talen, vindt de lezer hier een aardige beslissing betreffende het nieuwe strandbad
te Zandvoort.
W 12643, Rechtbank Maastricht, 29 December 1932. Weer eens een vonnis
over vensters in een muur binnen den beruchten afstand. In het geding zijn ge
bracht een akte met een kadastraal nummer en een extract plan van dat nummer,
De eene partij voert nu aan, dat men daarmede zijn recht niet kan bewijzen en
de Rechtbank overweegt, dat dit in zooverre juist is, dat bij betwisting van de
grens de kadastrale gegevens alleen niet beslissend zijn, maar de rechter vrij is,
daaraan zoodanige beteekenis toe te kennen, als hem juist voorkomt. Daar echter
de betwister zijn beweringen niet waar kan maken, moet de Rechtbank het recht
van eischer als onweersproken uit de overgelegde stukken als volledig bewezen
aannemen.
W 12676, Rechtbank Rotterdam, 16 December 1932. Geschil over een strook
tusschen een bestaande schutting en de onzichtbare kadastrale grens. De Recht
bank overweegt: „O, dat tusschen partijen vaststaat, dat beide perceelen aan el
kaar grenzen en dat elke partij het aan haar in eigendom toebehoorende perceel
van haar rechtsvoorganger heeft gekocht, zooals dat kadastraal bekend was; O,
dat in deze dan ook beslissend is de kadastrale grenslijn, door eischers aangeduid
als B-C, loopende zooals door eischer is aangegeven." Gedaagde beroept zich nu
op verjaring, maar de Rechtbank, „O, dat dit gedaagde niet kan baten, omdat hij,
om den tot verjaring vereischten tijd te vervullen, bij zijn bezit dat van zijn voor
ganger wil voegen, hetgeen echter niet mogelijk is, vermits gedaagde, die het per
ceel heeft gekocht, zooals het kadastraal bekend was, derhalve zonder de betwiste
strook, zijn rechtsvoorganger in het bezit van die strook, niet krachtens een titel
is opgevolgd, hetgeen ingevolge art. 1995 BW voor verjaring een vereischte is.
Gedaagde wil nu zijn rechtsvoorganger in vrijwaring oproepen; ook dit wordt
natuurlijk nu door de Rechtbank afgewezen, daarbij o.a. overwegende: „O, dat
volgens de akte aan gedaagde is verkocht een huis, schuur, enz., kadastraal be
kend Sectie A n° 5864; dat hieruit volgt, dat verkocht is de grond, die onder die
kadastrale omschrijving viel; dat nu opgevorderd wordt een strook grond, die niet
onder de kadastrale omschrijving valt, immers gelegen is buiten de kadastrale
grenslijn, zoodat van vrijwaring geen sprake kan zijn."
De aandacht moge vallen op onze cursiveeringen. Uit de beweringen van par-
tijen wordt afgeleid, dat zij zich stilzwijgend aan het kadaster hebben onder'