Iets omtrent de indeeling der perceelen op de Drentsche
esschen, in verband met een in 1640—1641 uitgevoerde
meting van den Dwingelder Esch, ten behoeve
der verponding.
Ir. A. G. SWART,
landbouwkundig ingenieur van de Nederlandsche Heide
maatschappij te Arnhem.
Hoewel reeds herhaaldelijk een en ander over de perceelsindee-
ling van de esschen in Drenthe is geschreven, behoudt dit onder
werp niettemin nog steeds zijn aantrekkelijkheid door de vele vragen,
waarop men tot nu toe het antwoord schuldig moest blijven en waar
schijnlijk ook wel zal moeten blijven.
Door het veelal ontbreken van oude kaarten, moet dikwijls aan
veronderstellingen bij het behandelen van dit onderwerp een te
groote plaats worden ingeruimd. Het doel van dit artikeltje is dan
ook alleen, een kleine bijdrage te leveren tot de meerdere kennis om
trent de Drentsche esschen.
De ruilverkavelingen van de verschillende complexen madegron-
den langs de Oude Vaart waren een gereede aanleiding voor mij,
ook eens na te gaan, hoe de verdeeling der perceelen op de esschen
was en zoo mogelijk na te speuren, hoe de eigendom zich in den
loop der tijden op deze gronden had ontwikkeld.
Uit een vergelijking van de tegenwoordige kadastrale plans van
den Dwingelder esch met de oude minuutplans, gemaakt bij de op
richting van het Kadaster, was mij reeds gebleken, dat de perceels-
indeeling in de laatste honderd jaar weinig was veranderd. Enkele
perceelen waren gesplitst, andere samengevoegd, terwijl hier en daar
een gedeelte op den esch voorkomend bosch tot bouwland was aan
gelegd. Het onderzoek zou zich dus over een veel grootere periode
moeten uitstrekken.
Uit een onderzoek op het Rijksarchief te Assen, bleek mij, dat
weliswaar geen kaarten van esschen aanwezig waren, bewerkt in
den geest van die, welke wij kennen o.a. van de polders Rijnland,
166