301
Zooals bekend mag worden verondersteld, neemt men aan, dat
men vroeger bij inbezitneming van den grond, deze naar ligging en
kwaliteit in blokken (gewannen) indeelde1) en deze weer in per-
ceelen werden onderverdeeld, welke dezelfde ploegrichting hadden
en onderling even groot waren. Waar de „gewannen" op onregel
matige wijze tegen elkaar stieten, ontstonden wigvormige perceelen.
lederen rechthebbende zou oorspronkelijk in alle gewannen een
even groot perceel zijn toegewezen en alle boerderijen zouden dus
oorspronkelijk even groot moeten zijn geweest.2).
Dat dit ook vroeger wel degelijk het geval moet zijn geweest,
blijkt o.a. uit een in de provinciale archieven van Drenthe berustende
Deductie3) over het drukken der oorlogs- en Generaliteitslasten,
waarin staat, dat het lantschap Drenthe destijds bestond uit 1110
ploegen of volle erven, elke erve gerekend tot 32 mud of 1 last zaai-
koren 10 ha).
Deze gelijkheid van de pèrceelen en van de grootte der boerde
rijen zijn in den loop der tijden door aankoop, vererving en ver
deeling verloren gegaan. Wel blijkt echter bij het nagaan van het
bovengenoemde register, dat vele eigenaren nog een of meer per
ceelen in elk der gewannen hebben liggen. Zoo heeft een der eige
naren nl. Berent Boldinghe alleen op den Dwingelder Wester
Esch niet minder dan 23 perceelen met een gezamenlijke oppervlakte
van 11 mudden, 1 schepel, 3 spint.
Volle hoeven zullen echter ten tijde van de bovengenoemde
grondschattingen slechts zelden meer voorgekomen zijn. In de re
gisters van Dwingelo en Lhee (eveneens gemeente Dwingelo) komt
ten minste maar één eigenaar voor, die nog 31 mud bouwland in
eigendom heeft. Ook van een verband tusschen het aantal mudden
bouwland en de grootte van het waardeel in de Marke is geen
sprake meer (zooals bekend mag worden verondersteld, was oor
spronkelijk het aantal volle waren in een Marke gelijk aan het aan
tal boerderijen in het dorp).
169
1De term„gewen" komt op verschillende plaatsen in de IJsselstreek nog
voor.
2) Zie ook Meitzen. Siedlungen der West-Germanen, Ost-Germanen und
Kelten.
3) J. S. M a g n i n, Groningen, J. Oomkens 1835. De voormalige kloosters
in Drenthe.