316
Ik wil nu een oogenblik stilstaan bij de organisatie, die wij op
landmeetkundig gebied in ons land kennen; dit is dan de tweede ru
briek, die ik wilde behandelen. Wij kunnen eerst onderscheid maken
tusschen de toestanden binnen het kadaster en die buiten het ka
daster, om daarna de toestanden in het algemeen te beschouwen.
De veranderingen in de organisatorische toestanden binnen het
kadaster zijn een afspiegeling van de veranderingen in het beroep
van den landmeter. De hoogere eischen, die aan de uitoefenaren
er van werden gesteld, hebben dit beroep een belangrijken weten-
schappelijken inslag gegeven; tevens werden de werkzaamheden
meer omvattend, waardoor eerst de assisteerende teekenaar, later de
veldassistent in de kadastrale organisatie verscheen. Verder kwam
het instituut der Hoofden van Dienst. Zeer belangrijk was de maat
regel, waarbij door een districtsindeeling aan eiken landmeter eer,
vast arbeidsterrein werd toegewezen. Het leggen van een vasten
band tusschen den landmeter en zijn arbeidsveld is een volkomen
juist beginsel, waarvan ik alleen betreur, dat het niet consequenter
kon worden toegepast. Het is toch wel zeer duidelijk, dat een goede
plaatselijke bekendheid de vlotheid in de uitvoering van het werk be
vordert. Bovendien varieeren de problemen vrij sterk met de land
streek, waarin zij voorkomen, zoodat herhaald veranderen van werk
gebied de noodzakelijke specialisatie tegenwerkt. Voor het bekend
raken in het dikwijls omvangrijk archief is het tevens niet bevorder
lijk. Wij moeten derhalve dezen maatregel als een belangrijke orga
nisatorische verbetering beschouwen.
Buiten het kadaster kon de landmeetkunde door verschillende
omstandigheden zich lang niet in die mate ontwikkelen als er binnen.
Er heerschen op dit gebied onbevredigende toestanden. Onbe
kwaamheid en ondeskundigheid regeeren hier. Er zijn slechts enkele
uitzonderingen. In de gemeente Amsterdam bestaat een zeer goede
landmeetkundige dienst en we hebben betrekkelijk kort geleden den
Meetdienst van den Rijkswaterstaat gekregen. Enkele andere centra
zijn in opkomst. De ontwikkeling van de landmeetkunde buiten het
kadaster heeft met die binnen het kadaster geen gelijken tred ge
houden. De werkmethoden zijn primitief en systeemloos, met als
gevolg: geldverspilling.
Beschouwen wij nu de toestanden in het algemeen, dan is het
allereerst noodig een verklaring te zoeken van het groote verschil
in het peil van het werk in en buiten het kadaster. De oorzaak hier-