318
mijn meening op dit oogenblik in ons vak aanwezig.
Het achter ons liggende tijdvak was in hoofdzaak een periode
van het zoeken naar nieuwe middelen en mogelijkheden. Het heeft
wel veel doen veranderen, maar tot doelbewuste ordening is het tot
op dit oogenblik niet gekomen. De toekomst zal derhalve hieraan ge
wijd moeten zijn. Wij zullen moeten leeren, de grootere macht, die
ons is verleend, te beheerschen en deze macht op doelmatige wijze
aan te wenden.
Zoowel op technisch als op organisatorisch terrein vragen een
groot aantal problemen om een oplossing. Zij zijn van een zoodanig
vérstrekkende beteekenis, als nimmer in de achter ons liggende 50
jaren is voorgekomen. Ik wil er U enkele noemen en beginnen met
een technische vraag: Welke rol zal in de toekomst aan de fotogram-
metrie moeten worden toebedeeld, nu het vaststaat, dat langs dezen
weg kaarten van voldoende nauwkeurigheid kunnen worden ver
vaardigd? Het gaat hier dus om het inschakelen van een volkomen
nieuwe methode in het vervaardigingsproces van kaarten. Wat aan
dit vraagstuk vastzit is te lezen in het artikel van prof. ir. W.
Schermerhornin het jubileumnummer van het Tijdschrift voor
Kadaster en Landmeetkunde. Wij zien, dat het hiervoor noodig is
de kwestie grafisch tegenover cijferkadaster onder de oogen te zien.
Ook zonderdat er echter sprake zou zijn van fotogrammetrie, heb
ben wij dit probleem op te lossen en wel om economische en prac-
tische redenen. De technische verbeteringen hebben er als vanzelf
toe geleid, dat men bij een nieuwe opmeting een cijferkadaster ver
vaardigt. De kaart heeft hier bijkomstige beteekenis, want het
zwaartepunt van het resultaat ligt in het verzamelde cijfermateriaal.
De cijfers zijn hier in eersten aanleg het voorwerp van de latere
bijhouding. Nu is de bijhouding op principieel juiste wijze,
een wijze dus, die maakt, dat de voordeelen van de resul
taten der nieuwe meting op den duur niet weer verloren gaan,
een zeer tijdroovend en daarom kostbaar werk. Het is daar
uit te verklaren, dat in ons land mij slechts zeer weinig voor
beelden bekend zijn, waar werkelijk het cijferkadaster in zijn
volledige consequenties bij de bijhouding wordt aanvaard. Het
goed bijhouden wordt bovendien bemoeilijkt, omdat de technische
administratie ook bij een cijferkadaster bij ons nog niet principieel
op het onderhoud van het cijfermateriaal is gericht, terwijl er toch
methoden aan te wijzen zijn, waarbij niet alleen het cijfermateriaal