350
die samenhangen met de landmeetkunde en met een goede admi
nistratie van den grondeigendom.
Dat in 1884 eenige Landmeters met ruimen blik (ik moge vol
staan met het noemen van namen als J. J. de K o n i n g h en I.
Boer Hzn.) het -initiatief namen tot het oprichten dezer vereeni-
ging, is gereedelijk te begrijpen als men den toenmaligen toestand
kent.
Het zal hun groote verdienste blijven, dat zij te rechter tijd hun
ambtgenooten en anderen de oogen openden voor den toestand
van verval, welke het Kadaster bedreigde.
Deze vooruitstrevende mannen zagen duidelijk de taak, welke een
goed Kadaster in de maatschappij kan en moet vervullen en wel
wegens de functie, die het inneemt bij het financiewezen van den
Staat, als grondslag voor de boekhouding op den grondeigendom,
bij de ontwikkeling van het grondcrediet, bij de rechtszekerheid van
de begrenzing van onroerend goed en bij het verschaffen van ge
gevens voor de uitvoering van groote openbare werken en cultuur
technische ondernemingen.
Zij begrepen, dat een Kadaster alleen zal kunnen beantwoorden
aan deze veelzijdige eischen, indien het in zijn technische uitvoering
berust op wetenschappelijke beginselen.
Van stonde af aan beseften de voormannen van de vereeniging,
dat voorlichting op allerlei gebied noodig zou zijn en daarom werd
direct begonnen met de uitgave van een periodiek het Tijdschrift
voor Kadaster en Landmeetkunde die thans eveneens haar vijf
tigjarig bestaan herdenkt.
Vijftig jaargangen, benevens het, naar ik hoop, U allen bekende
Jubileumnummer, bevatten vrijwel alles wat op het gebied van Ka
daster, Landmeetkunde, Grondboekstelsels, Ruilverkaveling en alles
wat daarmede samenhangt, gedacht en geschreven is.
Dit streven is niet geheel zonder gevolg geweest. Hoewel princi-
pieele wijzigingen in ons stelsel van eigendomsovergang achterwege
zijn gebleven, mogen wij toch constateeren, dat het Kadaster en de
Landmeetkunde zich ontwikkeld hebben in een op de genoemde be
hoeften ingestelde richting.
Er blijft echter, zoowel technisch als administratief, nog veel te
verbeteren. Hierbij zal onze vereeniging een taak blijven behouden.
Telkens blijkt, dat in belanghebbende kringen nog onvoldoende
de ware aard van onze wetenschap en ons dienstvak bekend is. Het